Hoofdstuk 1
Ik zit in de trein. Mijn haar schudt zachtjes heen en weer, synchroon met de bewegingen van de trein. Naast mij zit een lange jongen. Zij haar is bruin en hij is licht gebruind. Zijn colbert sluit perfect aan op zijn schouders. Hij kijkt naar een serie op zijn laptop en ik kijk soms stiekem naar hem. Ik ken hem niet, hij is een totale vreemde, maar hij heeft de aantrekkingskracht van een magneet. Zijn rechte tanden worden ontbloot en zijn mondhoeken trekken omhoog in een glimlach als er iets grappigs gebeurt. Er ontstaan kuiltjes in zijn wangen en zijn haargrens verschuift iets naar achteren wanneer zijn wenkbrauwen omhoog gaan. Maar na 5 minuten, klapt hij zijn laptop dicht en bergt hij hem op. Bij het station stapt hij uit. Ik zal hem waarschijnlijk nooit meer zien. Minstens een keer per week gebeurt zoiets. Als studente die dagelijks op en neer reist naar school heb ik veel gezien. En welke meid heeft er nu geen zwak voor mannen met een goede kledingsmaak? Nog even. Nog 10 minuten en ik ben op het station. Ik ben bijna thuis.
Als ik mijn fiets binnen zet komt ook net mijn zusje thuis.
‘Laurell!” roept ze als ik bijna de schuurdeur dicht gooi. Ze lacht en omhelst me.
‘Hee Ariane,’ antwoord ik. Ik ben moe. Mijn zusje heeft nog veel meer energie. Nu zit ze in het vierde jaar van het VWO. Nog even voor zij gaat studeren dus. Ik mis de middelbare school. Alles was simpel. Kletsend lopen we naar binnen. Ik ga meteen naar mijn kamer voor mijn huiswerk. Het is weer veel te veel. Ik begin met een essay voor Engels. We mochten zelf kiezen welk onderwerp, en ik heb privacy met internet gekozen. Ik beging te werken met mijn trouwe vriend google. Al snel vind ik artikelen over de NSA. Hoe kan het ook anders, nu Snowden dingen aan het licht heeft gebracht. Maar snel vind ik ook dingen over de Nederlandse geheime dienst ook artikelen.
Ik lig op bed. Zou ik mijn webcam moeten afplakken? Zou ik mijn huis moeten nakijken op afluistermateriaal? Wat is er waar en wat niet? De artikelen die ik heb gelezen zijn verontrustend. En het is maar het topje van de ijsberg. Wat er zich nog meer moet afspelen in de wereld van de technologie en de afluistering is moeilijk te voorzien, maar het is huiveringwekkend. Het maakt me nieuwsgierig. Wat weer de overheid van mij? Weten ze meer dan ik wil dat ze weten? Kunnen ze me nu zien? Misschien door mijn laptop of mijn telefoon. Hebben ze me zien omkleden als ik me klaarmaakte voor sport? De gedachte maakt me misselijk. Ik wil er meer over weten. Ik word er bang van. Wat weet de overheid over mij en wat doen ze met mijn informatie? Ik snap nu waarom Edward Snowden de klok luidde. Er moet duidelijk iets veranderen. Maar eerst moet ik maar weten waaraan.
Na een lange nacht vol overpeinzingen loop ik de bibliotheek van mijn school in en kruip slaperig achter een van mijn computers. Ik heb weinig geslapen en het zit me nog steeds dwars, dus ik begin weer met zoeken. Zinnen, koppen, en woorden schieten langs mijn ogen.
“regering luistert af”, “vervolging”, “lijk van lek in de geheime dienst aangetroffen.”
Hoe kan het dat dit niet bekender is? Hoe kunnen wij zo onwetend zijn? Na een uur besef ik me dat dit onbegonnen werk is. Alleen als hacker, of als insider kan ik meer dan alleen de oppervlakte van de informatie beschikbaar krijgen. Maar wat als ik een insider vind? Of een hacker? Ik kan Brody vragen, hij is aangetrokken geweest tot het kijken in andermans computers. Hij is zelfs een keer opgepakt voor het internet stalken van een vrouw. Ik loop de bibliotheek uit en bel hem.
‘Je wilt dat ik wat?’ vraagt hij verbaasd. ‘Weet je wel niet hoe extreem beveiligd die computers van de geheime dienst zijn? En wat voor straf daarop zit?’
‘Ja, maar Brody, luister. Er is hier echt iets aan de hand. Als we dit aan het licht brengen kunnen we de wereld helpen. Dit zou niet moeten gebeuren.’
‘Ja, en dan eindigen we net zo als die Snowden gast. Op de vlucht voor de rest van ons leven. En bovendien, zouden we staatsvijand nummer 1 zijn.’
Ik zucht. ‘Maar wil je dan niks betekenen in de wereld?’
‘Ja Laurell, dat wil ik en dat weet je. Maar ik ben pas 21, en jij pas 19. We zijn te jong om ons leven weg te gooien. Er komt wel een andere dappere gast die de held uit gaat hangen.’
Nogmaals zucht ik. Brody ga ik niet kunnen overtuigen. Maar ik weet niemand anders.
‘Oké, is goed. Ik ga je hier niet in trekken als je dat niet wilt. Bedankt nog hè,’ zeg ik. We groeten en hangen op.
In de trein terug luister ik naar mijn muziek. De zachte stem van London Grammar klinkt door mijn oortjes en ik kijk naar buiten. Ik heb geen zin in de mensen tegenover mij in de vierzits plaats en ik ben enorm gefrustreerd. Hoe kan ik nou de dingen uitvinden die ik uit wilde vinden? Wanneer we bij het volgende station stoppen kijk ik pas naar voren. En daar is hij dan. De jongen van gisteren zit recht tegenover me. Zijn bruine haren en blauwe ogen contrasteren sterk en zijn blik is hard. Harder dan het gisteren leek. Hij kijkt mij strak aan voor een paar seconden en dan kijkt hij weg. Nu pas merk ik dat hij ouder is dan ik dacht. Ik had hem gisteren een jaar of 22 geschat, maar hij zou zo 30 kunnen zijn. Hij draagt een net pak en zijn aktetas ligt in het bagagevak boven hem. Voordat ik weg kan kijken kijkt hij mij opnieuw aan. Opnieuw een harde blik. Ik schrik er een beetje van en mijn hart slaat even over. Snel probeer ik een glimlach te maken maar hij reageert niet. Hij blijft me een poosje met de blik aankijken en pakt vervolgens een krant. De rest van de treinreis leest hij. En hoewel hij er gisteren een station eerder uit moest dan ik, blijft hij nu zitten. Wanneer ik over het perron weg loop zie ik weer zijn striemende blik en ik blijf hem in mijn rug voelen terwijl ik van de trap af loop.
Als ik thuis kom pak ik mijn tas uit. Naast mijn boeken zie ik ook een papiertje wat ik niet ken. Het is een blanco, licht vergeeld papier dat in vieren gevouwen is. Ik vouw het open. Er staan grote handgeschreven letters op.
“Tot hier en niet verder”
Reageer (1)
Cool story bro! Whats up met die trein dude?
1 decennium geledenSnel verder!