De hallen van Mandos
H1 De hallen van Mandos
Hall of waiting, Fëanor Curufinwë:
Eeuwig had hij in deze hallen rondgewaard, maar hij was nog niet vrijgelaten. Nijdig liep Fëanor door de lege hallen van Mandos, de Valar, zijn cape drapeerde achter hem en zijn pantser schitterde in het licht van een kaars die langs de muur stond. De hal van Mandos werd het genoemd, de laatste plek waar de kinderen van Eru naartoe gingen als ze stierven, maar alle geslachten waren van elkaar gescheiden.
En daar was hij nu, Fëanor, zoon van Finwe, geest van vuur, in de hallen van Mandos zelf om daar tot het einde der tijd te blijven voor zijn daden tegen zijn eigen volk en de kinderen van de Ilúvatar.
Nu kon hij alleen maar naar de muren staren, die waren bekleed met kleden, gemaakt door zijn moeder, Míriel, de eerste vrouw van koning Finwe voordat zij haar lichaam liet rusten en haar geest door de hallen van Mandos liet dwalen, en Finwe opnieuw was getrouwd.
Zo stond er een afbeelding van de twee bomen in hun glorie en de drie Silmarillen die door hem waren gemaakt, maar ook de diefstal door Morgoth; hij heette eerst Melkor, maar Fëanor noemde hem Morgoth, de zwarte vijand. En elke keer als hij naar het wandkleed keek, schoten zijn ogen vuur, want door hem waren zijn kostbare juwelen verdwenen.
‘Ben je al weer naar de wanden aan het kijken, Curufinwë?’
Hij had hem niet eens aan horen komen, zo diep was Fëanor in gedachten verzonken en de voetstappen van een elf waren zacht, en toch wist hij wie het was. Zonder op te kijken antwoordde hij.
‘Nee, vader. Ik was alleen in gedachten verzonken en kwam opeens bij dit kleed terecht.’ En hij knikte naar het tapijt van Morgoth met de drie juwelen in zijn handen. De man die hij haatte, de Valar die hem zijn vader ontnam en de Silmarillen.
Plotseling werden zijn ogen naar een nieuw tapijt getrokken, dat hij niet eerder had gezien. Een jong meisje met lange, bruine haren en blauwgroene ogen stond vechtend met een zwaard tegenover Sauron, Morgoths luitenant en volger, en op haar rug leken witte vleugels te groeien.
Nu was Fëanors aandacht getrokken, mensen konden niet vliegen, bij zijn weten, maar dit kind leek dat wel te kunnen. ‘Wat is dit voor duivelskunst?’
Finwe liep langzaam op zijn zoon af. Toen Fëanor hem niet aankeek, maar naar de muur bleef staren en zijn ogen op een ander kleed richtten, liep hij op hem af, nu stond hij naast hem en bekeek ook aandachtig het kleed.
‘Dat is Angel,’ zei Finwe, glimlachend naar zijn zoon. ‘Een verre afstammeling van ons.’
Daar keek Fëanor even van op, hoe konden zij verwant zijn aan een meisje met vleugels, waren de zonen en dochters van zijn halfbroers soms getrouwd met een fee? Want zijn zonen in ieder geval niet. Hij had het sterke vermoeden dat zijn vader hem niet alles vertelde.
‘Ik heb het vermoeden dat u mij niet alles vertelt, vader,’ sprak Fëanor zachtjes, zijn grijze ogen keken de man aan van wie hij zoveel hield.
Finwe keek even de andere kant op. Hoe kon hij het zijn zoon vertellen zonder hem boos te maken?
‘Er wordt verteld dat dit meisje een verre afstammeling is van Melkor, de Valar.’
‘Zij is wat?’ Fëanors stem galmde door de verlaten gangen. ‘Een afstammeling van Morgoth? Vader, hoe heeft dat kunnen gebeuren en waarom is ze nog niet tegengehouden? Ik wist dat de Valar van elkaar hielen. Ze hebben zelfs Morgoths gespuis laten rondlopen. Ik durf te wedden dat ze op dit moment bezig is om haar meesters werk voort te zetten en de drie Silmarillen op te eisen.’
Zijn ogen schoten vuur en hij vervloekte het meisje op het doek. Finwe keek met een angstig hart naar zijn geliefde zoon, wat had hij gedaan?
‘Curufinwë!’ kwam het langzaam over de lippen van Finwe, maar wel zo hard dat Fëanor bang werd. Zijn vader had nooit zijn stem tegen hem durven te verheffen. Terwijl de man zijn woorden uitkoos, deed hij een stap dichter naar zijn zoon. ‘Je kent dit meisje niet en van wat ik heb gehoord van Mandos, staat zij aan onze kant en niet aan de kant van Melkor, die nu bewaakt wordt door Eärendil sterdrager, tesamen met een van jouw Silmarillen, de andere twee zijn door jouw oudste zonen in de branden der aarde en in de zee geworpen. Die worden pas weer naar boven gehaald nadat de laatste slag heeft plaatsgevonden. En dat weet je best.’
Fëanor zei niks. Zijn mooie elvengezicht stond op onweer. Mocht hij ooit tijdens zijn verblijf in de hallen van Mandos het meisje tegenkomen, dan zou hij haar eens vertellen wat hij vond van haar en haar meester, want in zijn hart zou hij zweren dat dit gevleugelde meisje een gedrocht van Morgoth was.
Geestenwereld, Túrin Turambar:
Vredig, ja, zo zou hij het beschrijven. Een groen grasveld met een riviertje dat onder een brug liep, spreidde zich over de heuvels. De grenzen van Dor-lómin, zijn thuis. Hier was Húrin Thalion, zoon van Galdor, de heer en meester, samen met zijn vrouw Morwen Eledhwen.
Hier, in de ruimte achter de ËA, de wereld, was de plaats waar de sterfelijke mensen heen gingen na hun dood. Op de dag dat hij daar arriveerde, nadat hij zichzelf van zijn leven had ontdaan, leken al zijn problemen weg te ebben en lag hij op zijn rug in het gras en met het geluid van zingende vogels in zijn oren. Hij was weer thuis.
‘Túrin, grote broer.’
Túrin Turambar keek op, het geluid van zijn jongere zusje deed zijn hart sneller slaan en vulde zijn oren als het gezang van vogels.
‘Kom je? Vader en moeder en zus Nienor wachten op je.’
Lange, wilde, blonde lokken vlogen door de lucht terwijl een jong meisje zich naar de man toe bewoog en zijn hand greep, ze was niet ouder dan drie jaar, maar ouder werd ze niet, ze stierf toen ze nog maar drie jaar was, toen er een plaag over Dor-lómin kwam en zij allebei ziek werden. Twee kleine, warme handen sloten om de grote handen en trokken hem overeind. ‘Kom nou!’ riep ze weer. Haar gelach vulde de hele heide en het klonk als stromend water.
‘Rustig aan, Lalaith.’ Túrin moest lachen toen het meisje hem aan zijn hand trok. Lalaith, zo werd ze altijd genoemd. “Lachen,” dat betekende het. Het betekende hetzelfde als de rivier die naast zijn vaders huis stroomde in hun jeugd.
‘Wat is er dat zo dringend is om zo vrolijk over te zijn?’ Met een bezwaard hart stond Túrin op en liep hand in hand met zijn zusje mee.
‘Dat zeg ik niet,’ giechelde Lalaith. ‘Je moet het zien.’ En daarna zweeg ze.
‘Ah, Túrin mijn zoon.’ Húrin keek op toen zijn zoon op hem af liep, getrokken door zijn dochter Urwen, die door iedereen Lalaith werd genoemd. ‘Ik ben blij dat je er bent. Er is nieuws voor je.’
Húrin stond met een brede grijns naar zijn zoon te kijken. Al zaten zij met zijn vijven voor zeker twee en een halve Era in de geestenwereld achter ËA, toch kon hij zichzelf niet tegenhouden om te glimlachen, elke keer dat hij zijn kinderen zag. Hij had al lang geleden kennis gemaakt met zijn dochter Nienor, die geboren werd na zijn gevangenschap door Morgoth, en was blij dat hij haar eindelijk in zijn armen kon nemen.
Snel stapte hij op Túrin af en hield hem in zijn armen. Húrin was kleiner dan Túrin en zijn haren waren blond en die van Túrin zwart, maar zijn gezicht had meer grief dan dat van zijn zoon, want hij had duisternis en kwelling gezien, die Morgoth over hem heen had geworpen tijdens zijn gevangenschap in Angband.
‘Ik heb net bezoek gehad van Manwë, de heerser van Arda. En...’
‘Manwë?’ Zijn hoofd schuin houdend bekeek Túrin het gezicht van zijn vader, in de hoop dat hij een grapje maakte. ‘Wat heeft Manwë hier te zoeken, vader?’ Sinds wanneer kwam de heer van Arda naar de geestenwereld?
‘Heer Manwe,’ begon Húrin, nog steeds lachend,’ zei tegen me dat de Ilúvatar een select aantal mensen heeft uitgekozen om naar een andere plek te gaan om een afstammeling van ons, of ons, van jouw neef dan, Tuor, te helpen en hij heeft jou en Nienor uitgekozen om hier aan deel te nemen.’
Daar keek Túrin echt van op, Nienor, die naast hem stond, keek ook verrast. Haar blik ging van Túrin naar haar vader en weer terug. ‘Ik?’ vroeg ze met een piepstem. ‘Wat kan ik de heer van Arda bieden?’
Maar Húrin glimlachte alleen en zei niks, terwijl Lalaith om hen heen danste.
Reageer (3)
nu ik de silmarillion heb gelezen: abo!
1 decennium geledenje hebt een leuke schrijfstijl
Wauw, echt geweldig. Alsjeblieft snel verder!
1 decennium geledenEerste abo
1 decennium geleden