Hoofdstuk 21
Mijn klappen waren raak geweest. Hun klappen grotendeels niet, al had ik één vuist moeten incasseren. Dat allemaal bij elkaar zorgde ervoor dat ik met een kapotte lip en een heel duidelijk blauw wordende afdruk van knokkels mijn wang, in het kantoor van Jordan. Hijzelf kwam fluitend binnengelopen en gooide iets kleins naar me toe. Ik viste het uit de lucht en keek wat het was. Een snoepje! ‘Dank je!’
‘Graag gedaan. Maar… waarom deed je het, Maeve?’ Hij leek oprecht geïnteresseerd – en had bovendien de formaliteiten echt overgeslagen.
‘Omdat het een stelletje idioten zijn, er niemand anders iets deed en één van de twee de ander een oog had uitgestoken als er niet was ingegrepen.’ Aldus mijn simpele antwoord wat ik altijd opduikelde in dit soort situaties.
‘Oké, prima. Goed… ze verwachten nu dat ik je de les ga lezen over opvallen en dekking, maar in principe heb je juist gehandeld. Daarom wil ik voorstellen om een half uur gewoon wat lol te trappen en je dan persoonlijk te begeleiden naar je cel. Wil je wat te eten?’
‘Graag. Wat rauwe groenten als het kan…’
‘Dat kan, natuurlijk. Ik zal je de sleutel van de keuken geven, dan kun je extra voedsel halen wanneer je wilt. Als je me nu wilt excuseren, ik ga het voor je halen.’ Hij stond weer op en verdween door de deur. Buiten sprak hij met iemand en liep toen weg.
Die iemand bleek niemand minder dan Cade Compass te zijn. Hij schoof een stoel bij het bureau, ging zitten en keek me vragend aan.
Na een minuutje fronste ik. ‘Heb ik iets van je aan?’
‘Nope.’
Gewoonnope? Niets anders? Niet iets met meer inhoud? Zeer teleurstellend. Ik had stiekem wel meer van hem verwacht. Wat dan, dat wist ik niet precies.
Hij zag er wel poëtisch uit. Als een persoon die dromerig voor zich uit kon staren en dan ineens allemaal woorden uit zijn pen kon laten vloeien. Iemand die schijnbaar zonder moeite de meest gecompliceerde zinnen in elkaar flanste, met dure woorden en een door elkaar gemikte opbouw die niemand irriteerde. Lange zinnen, met mooie metaforen en een indrukwekkende betekenis.
Maar nee. Alles wat ik kreeg was ‘nope’. Een volstrekt nietszeggend woordje wat de situatie absoluut niet verhelderde.
Nogmaals: teleurstellend.
‘Waarom zit je dan zo naar me te staren?’
‘Je bent interessant.’
Jij niet. ‘Oké dan.’ Verder nog iets, meneer Cade Kompas? Nee, fijne dag nog, verder!
‘Ik vroeg me af… kunnen we overleg plegen? Ik bedoel: over hoe we het aan gaan pakken. Van twee kanten een mol zoeken en zo. Het lijkt me een beetje ingewikkeld en een plan kan veel ophelderen.’
Een… plan. Over hoe hij de mensen martelde die ik tot mijn vrienden probeerde te maken. Wilde ik het daar wel over hebben? Waarschijnlijk niet. Zou ik eraan kunnen ontkomen? Helaas was die kans ook heel erg klein.
‘Prima. Waar wil je het over hebben?’ Ik deed mijn best om er zo nonchalant mogelijk uit te zien. Compleet niet oncomfortabel met de situatie. Helemaal op mijn gemak.
‘Over een planning voor de komende weken. Wat waren jouw intenties?’
‘Ik wilde de komende twee weken besteden aan settelen en vrienden maken en niet door de mand vallen. Mensen leren kennen. Als het mogelijk is, met het maken van dossiers beginnen.’
Hij knikte bedachtzaam. ‘Je celgenoot is blind, nietwaar?’
‘Dat klopt. Waarom?’
‘Dan kunnen we je een tablet geven waar je dossiers op aan kunt leggen. Hij ziet niets en als je het geluid uit houdt, zal hij ook niets horen. Ik zal het aankaarten bij Jordan voor je.’ Hij pakte een pen en een vel papier en schreef een paar woorden op.
‘Wat ben jij van plan?’ vroeg ik. Ik probeerde er nieuwsgierig bij te kijken.
‘Jemig…’ mompelde hij. Hij haalde zijn hand door zijn haren.
Mijn mond vertrok. Mijn ogen werden hard. Alweer… één woord wat verre van een bevredigend antwoord was. Deed hij het erom? Was het zijn intentie mij te irriteren? In dat geval werkte zijn plan heel goed.
Probeerde hij diep te lijken door vragen open te laten? Want dan deed hij dat helemaal fout.
Ik keek hem indringend aan. Wachtend op een fatsoenlijk antwoord. ‘Nou?’
‘Ik denk dat ik hetzelfde ga doen.’
‘Je dénkt dat te gaan doen?’ Ik trok een sceptische wenkbrauw op.
Hij stak lachend zijn handen in de lucht. ‘Goed dan, ik beken. Om eerlijk te zijn had ik nog niet echt een plan bedacht.’ Die grijns was naar mijn smaak veel te vriendschappelijk… Bah. Ik mocht Cade niet. Ik wist niet precies waarom, maar zijn uitstraling stond me niet aan.
Zo, dat was eruit.
‘Ik ga onder de soldaten wel vriendjes maken. Die kan ik niet zomaar naar de martelkamer ontbieden. Goed plan?’
‘Prima.’
De deur vloog open. Jordan kwam binnen met een grijs van hier tot het einde van de wereld. ‘Jullie zaten toch niet te vozen in mijn kantoor, hè?’ vroeg hij semi-dreigend.
Ik trok een gezicht. ‘Niets ten nadelen van jou, hoor, Cade, maar je bent absoluut mijn type niet.’
Dat was kennelijk het grappigste wat ik kon zeggen, want zowel Jordan als Cade kreeg een lachstuip. (Persoonlijk was ik alleen maar geschokt om hun uitbarsting, want ik was niet bepaald grappig. Zelfs mijn ouders beaamden dat.)
Jordan sloeg met zijn hand op de tafel. Dat maakte zo’n akelig geluid dat ik kippenvel kreeg. Jordan zelf had daar natuurlijk geen last van. ‘Oké, lolbroek. Hier heb je je groenten.’ Hij schoof een plastic bakje naar me toe met stukjes wortel, paprika en tomaat. Ik proefde zorgvuldig en concludeerde dat deze uit de kassen kwamen, omdat ze minder natuurlijk smaakten als thuis. Dat wil zeggen: thuis was de smaak altijd een beetje waterig. Hier was hij te vol, maar met een bittere nasmaak. Die nasmaak kwam waarschijnlijk van de injecties die we ze gaven.
Toch waren ze lekker en vulden ze de gaten die het ontbijt had achtergelaten een beetje op.
Cade was inmiddels gestopt met lachen. ‘Oké, uhm… Jordan?’
‘Ja?’
‘Kan jij voor ons allebei tablets regelen met de dossierfunctie erop?’ Hij keek zijn meerdere vragend aan.
Ik bedacht me ineens iets. ‘En ik wil toegang tot alle bestaande dossiers hebben. Is dat mogelijk?’
Jordan knikte langzaam. ‘Ja, dat moet te regelen zijn. Weet je wat, loop zelf maar terug naar je cel. Dan regel ik die tablets meteen.’
Cade fronste. ‘Maar het is lunchtijd. Straks zien ze haar zelf rondscharrelen. Dat is toch niet de bedoeling?’
‘Nee, dat klopt,’ zei Jordan. ‘Neem jij haar maar mee.’
Cade stond op. Een zelfgenoegzaam lachje speelde om zijn mond. Ik vond het er gluiperig uit zien. Het zette me op scherp. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin. ‘Zullen we dan maar?’
‘Natuurlijk,’ mompelde ik. Ik liep achter hem aan de deur door, het gebouw uit.
In het hoofdgebouw van de oude basisschool greep hij me bij mijn bovenarm. Het was dat er andere Dwalingen langsliepen, anders had ik hem een tik op zijn vingers gegeven.
In het lokaal kreeg hij die alsnog. ‘Laat me maar weer los. Ik vind de rest van de weg zelf wel uit.’
‘Prima, Maeve. Ik zie je later wel weer!’ Hij verdween door de deur.
Ik haalde het doosje met de groenten onder mijn vest vandaan. ‘Nathaniël! Kijk eens wat ik meegesmokkeld heb!’
Ik begon zo langzamerhand meer vertrouwen te krijgen in mijn acteertalent.
Reageer (1)
Whats up met die Cade. Volgens mij gaat hij nog voor veel problemen zorgen....
1 decennium geledenGoed geschreven, zoals altijd Snel verder!!