Foto bij Hoofdstuk 20

Ik bleek toch weer in slaap te zijn gevallen, want ik werd wakker van het rooster wat omhoog ratelde. Ik had niet meer gedroomd. Als ik dat wel had gedaan, herinnerde ik me er niets van.
Tot mijn verbazing kwam Avery de cel binnenlopen. Ze verblikte of verbloosde niet toen ze ons samen zag liggen. Ze zei niets. Lippen stijf op elkaar geklemd. Haar handen verraadden echter wel dat ze zich niet op haar gemak voelde. Ze trilde terwijl ze het verband van Nathaniëls pols afwikkelde. Nathaniël zelf leek nog te slapen.
Ik knikte naar haar en zocht toen mijn spullen op om me om te kleden. Ze vertrok twee minuten nadat ze binnengekomen was. Ik had behalve de trillende handen geen enkele aanwijzing om haar stilte te verklaren. In volledige rust – iedereen was al weg – deed ik mijn kleren aan. Daarna maakte ik Nathaniël wakker.
Hij sleurde zichzelf met moeite het bed uit en besteedde geen enkele aandacht aan het feit dat ik ín de cel was terwijl hij zich omkleedde. Ik keek niet, ik hield me aan de afspraak. We besloten woordloos om in de cel te wachten op ontbijt. We zaten een tijdje naast elkaar op de bedden toen hij ineens in actie kwam.
‘We moeten de spullen even onder de bedden schuiven. Dan hebben we meer ruimte.’ Hij keek me afwachtend aan. Ik keek even terug, tot ik me realiseerde dat dat zo goed als zinloos was. Dus ik begon met het opbergen van de lades onder de frames. Dat duurde best lang, omdat ze er maar op één manier in pasten. Maar het ontbijt kostte ook een kwartier om te maken, dus dat was niet echt een probleem.
We aten alles rustig op en wachtten toen geduldig op onze escorteploeg om ons naar het sportcomplex te begeleiden.
Het rondje inlopen was niet heel ingewikkeld. Nathaniël bleef weer bij mij in de buurt en daarna druipte hij af naar het bankje.
We begonnen weer met basketbal. Het begon rustig. Ik zat bij Sharif in het team, alweer. Hij leek aanweziger dan een paar dagen geleden. Hij was drukker, leek meer energie uit te stralen, maar op een negatieve manier. Hij was agressief. Type tikkende tijdbom. Hij maakte me nerveus. Al mijn zenuwen stonden op scherp. De bom was niet meer ver van ontploffen af.
In principe kon ons team aan de kant gaan zitten en toekijken. Meneer Egoïstisch en Dominant deed het toch allemaal wel zelf. Hij beukte op mensen in, greep de bal uit hun handen en vloekte en schold erop los. Hij bevond zich op het randje van de afgrond, maar de soldaten duwden hem er niet overheen.
Het eerste spel ging het goed, behalve dan het feit dat van ons team niemand ook maar naar de bal had kunnen wijzen. We hadden even pauze, dus ik liep naar Nathaniël toe. Tot mijn grote ongenoegen had Waylon ook pauze en kwam die bij ons zitten. Het was me tot nu toe nog gelukt hem en zijn vervelende vragen te ontwijken, maar aangezien Nathaniël zeker niet van plan leek te zijn te verhuizen en ik anders alleen was ging ik de confrontatie aan.
‘Hoi, jongens!’ Ik liep vlug naar het bankje en nam plaats aan de andere kant van mijn celgenoot.
‘Hallo, Maeve. Goed je weer te zien,’ zei Waylon. ‘Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vragen. Waarom hebben ze het pas zo laat ontdekt? Waar kom je vandaan? Wat kun je doen?’
En daar begon het weer. Teveel vraagtekens. Ik had een hekel aan vraagtekens, tenzij ze uit mijn eigen mond kwamen. Zeker met de informatie die Nathaniël me over hem had gegeven was ik niet geneigd antwoord te geven. Zou er een omweg bestaan. Als ik niet echt loog, kon hij dat dan ook voelen?
Op zo’n vraag had ik nooit echt een geweldig antwoord gehad. De gedachten van de Regering waren ondoorgrondelijk. Ze gaven nooit redenen op voor beslissingen.
Ik koos mijn woorden zorgvuldig uit en keek hem recht aan. ‘Ik heb geen idee, Waylon. Het verbaasde mij ook dat ik nu hier kwam.’ Dat was waar. Het was waar, echt waar. (Hoopte ik. Maar ik kon het lot altijd een beetje tarten.) Het is waar waar waar.
Waylon knikte. ‘Dat is begrijpelijk. Ikzelf werd op mijn tiende opgepakt. Toch wel laat, want zeker met de huidige controlesystemen hebben ze het vaak heel snel door. Maar…’ Ik liet hem gaan. Het was fijn om te weten dat hij behalve vraagziek ook nog praatziek was. Zo kon ik hem in elk geval afschudden. Hij kletste de hele pauze, ik knikte en maakte af en toe een nietszeggende opmerking van meestal één lettergreep, anders twee, drie of bij hoge uitzondering vier (dat begrijp ik).
Toen we weer moesten spelen irriteerde ik me weer dood aan Sharif. Zijn blik was duisterder geworden en hij was handtastelijker.
Mijn zenuwen waren tot het uiterste puntje gespannen. Ik was klaar om ieder moment in actie te komen. Dat was een bijkomstigheid van de training op school. Zodra er iets net helemaal pluis was moest je constant op je hoede zijn.
Ik kreeg gelijk.
Een jongen uit het andere team stortte zich op de bal. Hij tikte Sharif met een vingertop aan. De rode draad was doorgeknipt. De teller sprong op nul.
Boem.
De bal was vergeten en rolde vluchtig weg van de twee jongens die elkaar in de haren vlogen. Al snel rolden ze over de grond.
Ik keek om me heen naar de soldaten. Iemand. Doe iets, verdorie!
Toen ik zag dat de soldaten geamuseerd langs de kant stonden te kijken kwam er bij mij ook een barstje in de verkeerde draad. Ik worstelde me een weg door de wegrennende Dwalingen. ‘Jongens, kappen!’ schreeuwde ik.
Natuurlijk luisterden ze niet. Had ik ook niet verwacht.
Ik zette een laatste stap, probeerde ze met mijn handen uit elkaar te halen. Dat resulteerde in een harde duw terug en twee snauwende jongens. ‘Bemoei je er niet mee, trut.’
Dat was voor mij genoeg om mijn knie met een scherpe ruk omhoog te brengen en naar de ander uit te halen met mijn vuist.

Reageer (2)

  • Vibes

    Hahahaha you go girl!!!!!

    1 decennium geleden
  • Bellaen

    Laat ik eens geen medelijden hebben met die jongens, maar auwtsj....

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen