Hoofdstuk 18
Toen ik terugkwam in het cellenblok was de voorbereiding voor de avonden al lang al afgelopen. Ik had dan ook de mogelijkheid om zelf door het gangpad te lopen, het rooster te openen en weer dicht te doen.
Toen ik binnenkwam trok er een stuip door de jongen op het bed heen. Ik zuchtte. Ze hadden niet op mij kunnen wachten met de marteling. Zeker na de bijeenkomst met Cade en Jordan was ik ronduit sceptisch over al die troep. Ik rende naar het bed toe. ‘Hoe lang geleden?’
‘Z-z-zeventien minuten, d-denk ik. H-h-het is k-koud, Maeve.’ Hij had gelijk. Het was kouder dan anders. De winter deed zijn intrede. Ik greep mijn extra deken en legde die over hem heen. ‘Ik ga me omkleden en dan kom ik naast je zitten.’ Ik bibberde al zodra ik mijn broek uit deed. Ik zou niet kunnen slapen zonder een extra deken, maar voor Nathaniël was dat echt een hel. Een golf van medelijden stroomde door me heen als ik dacht aan de Dwalingen die geen extra deken hadden en nu hulpeloos huiveren en stuiptrekkend op een dunne matras lagen. Zelfs met mijn warme pyjama en een deken om me heen leek de temperatuur niet vriendelijker te worden. Nathaniël merkte het. ‘Neem je deken. Je bevriest.’
‘Jij niet dan?’ bitste ik.
‘Ik ben het gewend, jij niet.’
‘Ik zal er maar aan moeten wennen, jij houdt de deken. Daar gaan we niet iedere keer weer een discussie over voeren.’ Ik ging tegen de wand aan zitten.
Even was het stil. Toen deed Nathaniël weer een poging tot het kwijtraken van de deken. ‘Het is jouw deken, pak hem.’
‘Het is mijn deken. Ik bepaal wat er mee gebeurt. En ik wil dat jij eronder blijft liggen.’
‘Ik wil dat niet.’
‘Ik wel.’
‘Ik niet.
Met het vooruitzicht op een volstrekt nutteloze welles-nietes discussie hield ik mijn mond. Toen ineens spuugde mijn brein een idee uit in de vorm van een paar woorden.
Compromis. Deel.
In principe was ik altijd in voor een compromis wat dit soort gevallen betreft, maar dit was onmogelijk. Ik kon niet hier blijven zitten, daar was de deken niet groot genoeg voor. Naast Nathaniël liggen zou niet passen en bovendien hoogst ongemakkelijk zijn. De enige mogelijk was…
Ik sprong op, gooide de overige deken over Nathaniël heen en zette een paar passen naar de andere kant van de cel. Daar begon ik te sjorren aan het bed wat van mij was, maar waar ik nog nooit op geslapen had. Het was bizar licht en als het niet zo groot was geweest, had ik het op kunnen tillen.
‘Wat dóé je, Maeve?’
‘Ik maak een compromis. Pas op je vingers.’ Ik duwde mijn bed tegen dat van Nathaniël aan. Een akelig ijzeren geluid vulde de ruimte. ‘Ik kom gewoon naast je liggen, op mijn eigen bed. Geen protest mogelijk.’ Ik klom op het bed en kroop onder de deken. Ik drapeerde de tweede deken over ons heen en rolde op mijn zij. ‘Dat ik dit nog niet eerder heb bedacht. Waar heb je gegeten?’
‘Hier. Jij bent waarschijnlijk de enige factor die ze doet besluiten me in de groep te houden. Normaal gesproken at ik al mijn maaltijden om complete stilte en verveelde ik me in de avonduren. Ik was al een jaar alleen, terwijl de rest van de Dwalingen met drie tot vier man in één cel slapen. Ik heb nooit begrepen waarom. Dat ik blind ben betekent niet dat ik niets kon of iets dergelijks, dat wisten ze wel. En er zijn mensen veel vervelender dan ik, die veel meer herrie schoppen.’
Daar dacht ik even over na. Ja, hij had gelijk. Het was een veel logischer keuze geweest om Sharif binnen te houden. Dan had die groep niet zo’n macht gehad over de rest. Ik was nooit een ster geweest in de psychologie van andere mensen, maar ik wist genoeg van groepen en leiders af om te weten dat de groep zonder leider uit elkaar viel. Zonder Sharif zouden de jongens alleen zijn, was er geen spil meer, geen gemeenschappelijk goed. De groep zou als een blokkentoren instorten zonder de hoekstenen.
Maar misschien… ‘Dat is juist waarom ze het doen!’ riep ik uit. ‘Ze zijn misschien vervelend, maar ze houden de groep bij elkaar op een manier die gunstig is voor de soldaten. Ze richten hun valse spelletjes op de andere Dwalingen en niet op het bestuur. Ze houden jou eruit omdat je buiten de bestaande groepen valt. Je bent een beetje… in je eigen wereld en denkt over dingen na. Je zou anderen wel eens aan kunnen steken met die morele gedachtegang van je. Dan zouden Sharif en de anderen zich niet meer op elkaar richten, maar op het bestuur.’
‘Als dat zo was, zouden ze me toch ook niet met jou erbij in de groep laten. Ik krijg nog steeds de kans om mijn “morele gedachten” met mensen de delen. Als jouw theorie zou kloppen, zouden ze jou zelfs nooit bij mij in de cel geplaatst hebben.’ Hij gaapte, was duidelijk doodmoe.
Ik kon er antwoord op geven, maar dat kon ook weer niet. Het antwoord was volgens mij namelijk heel simpel: ze verwachtten van mij dat ik hem af zou kappen. Hij kon bij mij zijn hart luchten, zonder dat ik daar waarde aan zou hechten. Ik was immers een soldaat. Ik was onvermurwbaar. Ze hadden me verteld dat ze alle afluisterapparatuur weggehaald hadden, maar ik vertrouwde ze niet. Ze waren ook niet te vertrouwen.
Ik wilde net mijn ‘fout’ toegeven, toen Nathaniël een snurkgeluidje maakte. De arm aan mijn kant schokte even, maar toen lag hij volkomen stil. Onder zeil getrokken door de slaapmiddelen. Ik hoopte dat hij het morgen vergeten was. Dat hij prettige dromen had en dat hij nog lang en gelukkig en naïef kon leven.
Misschien kon ik daar nog aan bijdragen, maar ik maakte me geen illusies. Dit zouden zes heel zware maanden worden. Ik moest me vol gaan richten op het vinden van de mol, misschien kon ik dan eerder weg. Ik wilde hier geen seconde langer blijven als nodig was. Ik had al genoeg verkeerde keuzes op mijn kerfstok staan.
Reageer (2)
Ik vraag me af welke gave Nathaniël eigenlijk heeft en welke gave Maeve claimt te hebben. Erg goed geschreven, zoals altijd eigenlijk.
1 decennium geledenWauw, ik vond dit echt een goed hoofdstuk. Ik ben echt een groot fan van je personages, vooral omdat ze totaal niet standaard zijn. ^^
1 decennium geledenHoe was Tsunacon?