'Kan je goed jagen?'
'Ik kan het wel, maar ik ben er niet zo goed in, ik kan wel heel Goed bessen plukken, vergiftigen, geneeskrachtige planten vinden, kruiden en koken.'
antwoord de bruinkleurige jongen trots.
'Mooi zo, dan zal ik proberen om een strik te leggen, misschien vangen we wel iets.'
Ik strompel wat vooruit, ga bij mijn lederen rugzak zitten, en tast er langzaam in.
Gevonden! een stukje touw. ik ga naar een boom, en probeer een valstrik op te zetten voor een konijn.
Het moet wel een dom konijn zijn, dat hier in trapt, want de strik is heel slecht gemaakt.
Alexis heeft mij het ooit geleerd, maar ik was er nooit echt goed in.
Mijn manke been doet nog altijd veel pijn, en de laatste tijd heeft de zalf geen effect meer.
Mijn gedachten dwalen rond bij district 12. Houthakken, verstoppertje spelen, over meisjes praten met Simon. Jagen met Alexis.
Maar dan kwam de boetedag. Samen met Jordan werd ik getrokken.
Jordan, waar zou ze nu uithangen? Was dat kanonschot van haar? of heeft Edmund Vulcan afgemaakt?
Casim vertelde me over de ruzie bij de beroeps, en toen zat Jordan er nog bij.
Ze zijn nog altijd met 3.
Twee van hen zijn heel sterk, en hebben alles er voorover om ons te vermoorden.
Eén daarvan zal zich inhouden, en proberen een uitweg te bedenken, een tweede bloederig gevecht vermijden.
Van die persoon houd ik.
Ik droom langzaam weg, en Casim komt naar me toe.
'Hé, slaapkop, ik heb een hele voorraad bessen aangelegd, heb jij al iets gevangen?'
Plots schiet ik terug wakker, en ik kijk naar de strik, jammer er zit niets in.
'Spijtig, we zullen het maar met gedroogd rundsvlees moeten stellen uit onze voorraad, maar we hebben wel heerlijke bessen!'
Meent Casim enthousiast.
Hij loopt terug naar ons kamp.
We hadden daar tegen een rots in de struiken een plekje gevonden achter bomen, waar je goed beschut zit.
Daar liggen ook onze rugzakken, wapens, voedsel. Casim's parachute.
Al strompelend kom ik achter Casim aan. 'We hebben echt Sap nodig van die ene plant...' merkt hij op.
'Welke plant?' vraag ik nieuwsgierig.
'Ik had hem ergens zien staan op een heide in mijn district, maar de naam heb ik nooit geweten.'
'Hij ziet er knalgroen uit, een rode bloem met blauwe blaadjes, best wel raar.' voegt hij er aan toe.
We eten wat bessen en vlees, frinken een paar slokken water.
'Heb je je parachut al veel gebruikt?'
'Ja, een stuk of twee keer, de ene keer om bij het bloedbad aan Vulcan te ontsnappen, de andere keer werd ik achtervolgd door spinnen, ik klom in een hele hoge boom, en van daar vloog ik naar een ander gedeelte in deze arena.' vertelt Casim.
'Spinnen? wat voor spinnen?, je kan ze toch gewoon doodtrappen?' antwoord ik verwonderd.
'Nee, het waren Reuzenspinnen, echte kanjers'
Casim toont met zijn armen de lengte aan van het enorme ongedierte. Het is best grappig om hem zo te zien doen.
Het is ondertussen al namiddag, en we besluiten om naar de geneeskrachtige plant te gaan zoeken.
Ik neem mijn wapens mee, de rest van onze spullen laat ik achter.
Ik denk dat onze schuilplek onopvallend is voor de overige tributen. Het zijn er nog maar 7, trouwens.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen