Ohniha
Aan het einde van de eenentwintigste eeuw besloot de mens zich te vestigen op een afgelegen planeet buiten de Melkweg. Op de planeet, genaamd Ohniha, was O₂ aanwezig net zoals H₂O. Dit maakte het een uitstekende plek voor de mens.
Na vele decennia had de mens zich deze planeet ook eigen gemaakt. Ze hadden hun eigen taal ontwikkeld, in deze taal miste men bepaalde klanken. De mensen op deze planeet hadden hem in twee kanten gesplitst. Het gevecht tussen de oost en west kant van Ohniha had al vele het levens gekost. En dit was pas het begin...
Laten we ons nu focussen op één jongen, één simpele jongen aan de oostkant. Deze jongen met de naam Lakely Zike Ahea, of simpel gezegd Lake, had net de leeftijd van 19 behaalt en woonde samen met zijn zusje in een klein wijk. Veel geld hadden ze niet, voedsel was iets wat niet te vinden was in bepaalde tijden. Ze hadden geluk dat ze nog leefde.
Het was een gewone dag, de jongeman liep net zoals altijd via de middenweg het bos tegemoet. De wind waaide met als gevolg dat al zijn witte lokken alle kanten in vlogen. Hij liep het kolossale bos in en zocht om zich heen, hopend dat hij voedsel zou vinden. Hij was op zijn hoede, alles wat hij om zich heen tegenkwam kon leiden tot zijn dood. De omgeving nam hij in zich op, elk takje, elke kei. Op het moment dat hij voetstappen vaststelde keek hij om. Een slungelige jongen van één negentig stond tegen een boom aan te leunen met een emotieloze blik op zijn bleke gezicht. Hij bekeek de dolk in zijn zak en voelde het lemmet van zijn wapen. Op het moment dat hij opnieuw keek was de jongen weg. Met open ogen keek bekeek hij de lege plek, de plek die enkele seconde geleden nog diende als bodem voor de jongen. "Hmm..." Zei hij, zijn lippen bevochtigend. De dolk pakte hij stevig vast en behoedzaam keek hij om zich heen. Hij liep langs de eikenbomen totdat hij aan was gekomen in het middelpunt van het bos. Gaande weg plukte hij de bessen die hij kon vinden.
De avondzon was het enige lichtpuntje in het koude en kille bos. Hij volgde de bomen die leidden naar zijn huis. "Hallo." Zei iemand vanuit het niets. Zijn ademhaling ging omhoog en langzaam zag hij hoe de jongen die hij dezelfde middag ook had zien opduiken. Hij had een blik op z'n gezicht die Lake de stuipen op het lijf jaagde. "Wat wil je van me?!" zei hij. Hij klemde de dolk in zijn hand. De angstaanjagende jongen kwam op hem af gelopen. Onheilspellende tonen kwamen uit de mond van het akelige type: "Dat zie je zo wel..."
Er zijn nog geen reacties.