Hoofdstuk 12
Het was doodstil. Oorverdovend stil.
Nathaniël lag levenloos onder de dekens. Alleen zijn veel te snel rijzende en dalende borst verraadde dat hij het nog deed. Ik besloot hem nog even de tijd te gunnen om bij te komen en trok intussen mijn pyjama aan. Mijn spullen waren duidelijk gefilterd, gezien mijn koffer nergens te bekennen was. Ik had geen uniforme spullen meer. Niets wat heel veel leek op iets anders. Ze hadden hier logica op losgelaten, dat beviel me niets.
Mijn pyjama bestond uit een lange flanellen broek en een rood T-shirt met lange mouwen. Rood, hoe kon het ook anders.
Gewoontegetrouw vlocht ik mijn haren. Ik wilde nog wat water in mijn gezicht gooien, maar toen de kraan liep besloot ik dat toch maar niet te doen. De waarschuwingen van Nathaniël daarbij in mijn achterhoofd.
Toen ik uiteindelijk naast hem ging zitten was zijn ademhaling rustiger, maar het zweet stond nog steeds op zijn voorhoofd en van zijn gezicht viel nog steeds pijn te lezen.
‘Wat hebben ze gedaan?’ vroeg ik. Er was een stang aan de zijkant van zijn bed geklemd. Daar hing een infuuszak aan, die weer met en slangetje aan zijn vastgebonden pols verbonden was. Hij lag slechts half onder de deken. De pleister was weg, nu vervangen door een dik verband wat de naald aan het oog onttrok. ‘Alleen een infuus kan nooit zoveel pijn doen.’
‘Het infuus doet ook geen pijn. Het zijn de medicijnen. Ze branden verschrikkelijk, zeker in het begin. Dan lijkt het alsof ze mijn arm laagje voor laagje openrijten met een brandende, met zuur besprenkelde zaag.’
Voor iemand die nooit echt op school had gezeten, had hij een rijke fantasie.
Hij hoestte even en ging toen verder. Zijn ogen dicht. ‘Wat hebben ze jou gegeven, dat je nog steeds rondloopt?’
‘Alleen maar pillen. Volgens mij iets van slaappillen.’
‘Dan zou ik in bed gaan liggen als ik jou was. Die pillen werken snel. Ze worden echt laaiend als ze je morgenochtend hier aantreffen.’
‘Ik voel me nog niet moe.’
‘Ga nou! Dan hoef ik me niet schuldig te voelen.’ Hij deed zijn ogen open. Niet dat dat voor hem verschil maakte, maar wel voor mij. Ik stond op.
Nathaniël schokte. Hij kromde zijn rug, kneep zijn ogen dicht en balde zijn zichtbare hand tot een vuist.
Ik schrok, en liet me weer naast hem vallen. ‘Jezus, wat was dat?’
‘Niets bijzonders,’ murmelde hij. ‘Ik krijg namelijk zeker weten slaapmiddelen. Alleen de antidepressiva en de slaapmiddelen vormen niet zo’n geweldige combinatie.’
Ik fronste. ‘Antidepressiva? Heb ik iets gemist?’
‘O, ik ben iets vergeten, of niet?’ Ik knikte. ‘De voornaamste bestanddelen van die vloeistof bestaan uit medicijnen die het zesde zintuig remmen. Die doen pijn. De slaapmiddelen vallen wel mee.’ Hij glimlachte zwakjes. ‘Ga slapen, Maeve. Het is voor iedereen beter.’
Dus ik ging slapen.
Woensdagen waren een stuk minder vervelend als maandagen, maar als je midden in de nacht overeind schiet van pure schrik, lijken woensdagen ineens verdacht veel op maandagen. Ik wilde chagrijnig naar mijn broertje in de badkamer gillen dat hij zachtjes moest doen in de badkamer. Een deel van mij wilde zelfs naar pap en mam stappen en bij hen in bed kruipen omdat daar de isolatie beter was en het er warm was.
Toen bedacht ik me dat dat niet echt een keuzemogelijkheid was op het moment. Daarbij realiseerde ik me dat ik niet rechtop zat ín bed, maar náást het bed. Mijn rug en schouders deden ongelooflijk pijn en ik voelde de hoofdpijn ook alweer opzetten.
‘Sorry,’ werd er kreunend gemompeld uit het andere bed.
‘Wat?’ Slaapdronken stond ik op. Ik trok de dekens als een mantel om me heen en wankelde naar de andere kant van de cel. ‘Waarvoor sorry?’
‘Omdat ik je wakkergemaakt heb. Het spijt me, ga maar weer slapen.’ Zijn stem was schor, veel te moeizaam.
‘Nee, niet voor je me verteld heb waarom jij mij kennelijk wakkergemaakt hebt.’ Ik ging voor zijn bed zitten, wachtte geduldig. ‘Ik zit nu naast je en ik ben niet van plan weg te gaan voor je me eerlijk uitlegt wat er aan de hand is.’
‘Ik ben wakker geworden, ik weet niet precies waarom, maar ze zijn kennelijk erg zuinig omgesprongen met de slaapmiddelen.’
‘Dat is alles? Kan ik me niet voorstellen, als je gewoon wakker was geworden, was ik niet ook wakker geschrokken.’ Het was stil. Ik slaakte een demonstratieve zucht. ‘Ik heb de hele nacht, Nathaniël.’
Hij leek te willen te gaan praten, maar toen trok er weer een stuiptrekking door hem heen. Ondanks het gebrek aan licht was erg duidelijk dat die begon zijn de arm met het infuus, en eindigde bij zijn andere hand. Ik legde mijn hand op zijn hals om zijn hartslag te controleren, maar die was zo koud dat ik mijn hand weer terugtrok. ‘Je bent verdomme ijskoud, man! Hoe kan dat? Zo koud is het hier niet.’
‘Eigenlijk wel, ik heb alleen niet bepaald zelf de beschikking over mijn houding of hoe de dekens liggen. Ik dacht dat je dat wel door had.’ Dat was erg duidelijk een steek onder water. Daar kende ik er meer van, maar dit was niet de juiste situatie.
‘Dan geef ik je mijn deken.’
‘Dan heb jij niets.’
‘Daar verzin ik wel wat op. Ik kan gewoon extra kleren aantrekken, weet je nog?’ Ik kon het maar beter niet hebben over de dubbele-dekenkwestie. Ik pelde de twee dekens van elkaar af en legde de ene over Nathaniël heen. De ander trok ik weer over mijn schouders. ‘En nu blijf ik hier zitten tot je weer slaapt.’
‘Wat als ik niet meer slaap?’
‘Dan zit ik hier morgenochtend nog steeds.’
‘Waarom?’
‘Sorry?’
‘Waarom doe je dit? Ik heb je wakkergemaakt. Ieder weldenkend mens zou chagrijnig een paar verwensingen naar mijn kop slingeren en zijn kussen over zijn hoofd trekken.’
‘Tja, dan heb je de kwestie dat ik niet echt een weldenkend mens ben en mijn geweten een redelijk dominant karakter heeft. Hij is erg aanwezig als ik iets doe wat hem niet aanstaat.’ Ik leunde tegen de rand van het bed, leunde met mijn hoofd tegen de matras aan.
‘Dit is niets waar je geweten voor op hoeft te spelen.’
‘Daar denkt mijn geweten dan duidelijk anders over.’
‘Wat doet je geweten als ik zeg dat mijn geweten ook gaat zeuren als je nu niet gaat slapen?’ Ik kon aan zijn stem horen dat hij een beetje moest lachen.
Ik kon het niet helpen, mijn mondhoeken trokken ook omhoog. ‘Dan kiest het voor wat hij denkt dat goed is. Ik zal je een hint geven: hij is standvastig in zijn beslissingen.’
‘Laat hem dan maar doen wat hij wil.’
Ik bleef de rest van de nacht bij hem zitten.
Reageer (3)
"Voor iemand die nooit echt op school had gezeten, had hij een rijke fantasie."
1 decennium geledenZou hij zijn rijke fantasie niet juist te danken hebben aan het feit dat hij nooit op school had gezeten en vaak niks anders te doen had dan fantaseren?
En: "Dus ging ik slapen." Is wel een beetje kortaf, vindt je niet?
Voor de rest is het nog steeds een erg interessant verhaal, en vooral jouw manier van schrijven en praten vind ik leuk. Het is erg... anders, erg origineel.
ps. je hebt ergens ligt geschreven ipv licht
1 decennium geledenmooi hoofdstukje (:
1 decennium geleden