Proloog
Er staat een klein meisje in een donker bos. De bomen waren oud, en de takken van verschillende bomen vormden een dik dak. Tussen de oude bomen lag een dikke nevel. Het meisje leek helemaal alleen in het bos te zijn, maar niets is minder waar: de bewoners van het oude bos sloegen op de vlucht door de haast van het meisje. Zo snel als haar kleine beentjes toe lieten en de oude, dikke stronken van de bomen haar niet in de weg zaten, rende het meisje door het bos. Op moment van een volle maan die scheen door de dikke mist en het dikke dak van takken liet het wanhopige meisje een traan los. Het zag er naar uit dat het meisje het niet door het oude, grote bos ging halen maar ze kon niet opgeven. Haar kleine beentjes renden harder weg. Harder weg van de plek die ze haatte. Harder weg van die man, die vreselijke man die alles had kapot gemaakt. Alles was kapot. Opeens stond het meisje stil, luisterend naar wat ze vermoede te horen. De wind begon harder te waaien, en haar haren sloegen tegen haar bleke gezichtje. De al dikke mist werd onmenselijk dik, en het meisje wist nu zeker dat ze zouden komen. Ze zouden haar komen ophalen. En ze had geen idee of ze daar blij mee moest zijn, of niet. Ze zouden een eind aan de pijn maken, of niet? De mensen uit het dorp hadden het gezegd. Niemand overleefd ze. En het kleine meisje voelde rust. Alles was verloren, haar korte leven was over. Het meisje stond nog steeds stijf stil toen ze hun kon zien door de dikke mist. Ze wou het niet verder weten. Ondanks dat het wilde wezens waren ging ze liggen en kneep haar ogen stijf dicht. Ze voelde dat er slimme ogen op haar gericht waren, maar ze dreef weg. Het kleine meisje had geen idee waar naartoe ze ging, maar ze dreef weg van deze wereld. Weg van de realiteit.
Reageer (1)
nice!!
1 decennium geledenecht super gaaf!
snel veder <3
Xx