Explore
Vingers knipten voor mijn wazige zicht, liet alles weer helder zien. Ty probeerde terug mijn aandacht te krijgen. Verwilderd keek ik hem aan.
Jader zei al dat je niet goed had gegeten, maar hij had toch wat langs gebracht?
Nee, ja, sorry, ik moet even een luchtje scheppen. Naar luchthappend greep ik naar mijn jas die achter de deur verstopt zat, trok het lopend aan en struikelde de trap bijna af, gelukkig kon ik de reling net grijpen en zwiepte mezelf de bocht om, om zo de volgende reeks trees af te dalen.
Het doek was gevallen. Lichten sprongen aan om het publiek de weg naar buiten te wijzen.
Somber keek ik naar de kille straat. Straatlantaarns waren door de schemering aan, joegen de schaduwen van hen vandaan. De maan zat nog diep verstopt achter twee dikke wolken, een vaag schijnsel ging er doorheen.
Ik dacht dat ik gek werd. Overal zag ik iemand die me bespiedde, volgde, tegen mij fluisterde en aanraakte. Takken waren graaiende handen, de wind lipte onhoorbaar in mijn oren, ramen die mij donker aanstaarde en een constant gevoel gaf dat iemand vlak achter mij zat. Tijdens het rennen had ik al meerdere malen over mijn schouder gekeken, maar er was echt niemand te zien; het zat in mijn hoofd.
Met een harde klap viel ik voorover doordat ik weer eens achterom keek. Mijn knieën schaafde over de grond, mijn polsen probeerde nog een beetje de klap op te vangen. Koud metaal ving mij op.
Kreunend zette ik mij af met mijn handen en schoof op mijn kont om te zien waar ik op was beland, verdwaalde lokken haalde ik eerst uit mijn zicht.
Het was een vies stadsbord. Had al wat jaartjes op de grond gelegen, te zien aan het vele zand, stof, en er waren zelfs planten overheen gegroeid.
Ik probeerde het er allemaal af te vegen om zo te weten waar de Bhf voor stond. Maar mijn korte nagels kregen het groen er niet goed af. Het werd steeds donkerder buiten, dus om mij heen kijken ging er ook niet vlekkeloos aan toe. Gelukkig greep ik al tastend naar een hoekige steen en gebruikte die als schraper.
Bhf Pots. Verder kwam ik nog niet. Ik deed mijn best om alles weg te halen, alleen mijn handen werkten niet mee door te verkrampen. Kom op! Opgelaten ging ik er nog een paar keer ruig over heen.
Geluk begon aan mijn kant te staan wanneer ik zag dat er een groot, vies deel afbrokkelde.
Bhf Potsdamer Platz, stond er in zwarte blokletter. Met mijn steen ging ik nog over de rest van het bord en kon nog een grote U uithalen die boven de naam stond.
Nadenkend bekeek ik het. Waar zou het voor staan? De U dan, ik kon er wel uithalen dat het hier Potsdamer Platz zou heten. Maar van alles kon met die verdomde U beginnen! Soms wenste ik echt dat ik niet alles wilde weten.
Een diepe zucht verliet mijn mond en tuurde wat voor mij uit. Het groen op het bord, het bord bleek trouwens oorspronkelijk blauw te zijn, was niets vergeleken met het oerwoud wat een paar meter verderop uit zette. Een en al onkruid. Sommige planten torende uit boven de rest, een andere zat vol met doorns, tussen die pijnlijke planten zag ik ook nog grote bladeren uitsteken van een andere plant die ook wat van het zonlicht wilde meepikken.
Ik liet het bord voor wat het was en stond op. Mijn knieën brandde gelukkig niet meer en mijn polsen kon ik ook weer normaal draaien, zo stapte ik naar die verwilderde planten. Het had iets vreemds. Misschien omdat het zo raar groeide, midden op een plein?
Vandaar. Mijn hand ging over de grond, voelde het gras van het onverzorgde gazon over mijn palm kietelen. De planten waren uitgebroken en over iets heen gegroeid, tussen de bladeren door was een klein stukje tralies te vinden. Ik volgde enkele takken en probeerde zo een opening te vinden, jammer genoeg waren geen één van die openingen groot genoeg om een hoofd in te steken, kijken wat deze natuurlijke muur verborg hield voor mij.
Met alles wat ik in mij had probeerde ik een paar van die in de weg liggende takken te breken, ze waren alleen zo flexibel, dat het zowat onmogelijk was het doormidden te krijgen.
Ik liep terug naar de steen die ik had achtergelaten en probeerde daarmee de takken kapot te maken. Het lukte verbazingwekkend goed. Veel kracht leggen op het gespannen hout en het begon te breken.
Vier dikken takken had ik weten te verwijderen. Het waren nu vooral kleine takjes met doorns en die grote bladeren.
Met verstand op nul zette ik een paar stappen achteruit. Op hoop van zegen. De ene voet stapte voor de andere en belande zo met een grote vaart via de linkerzijde van mijn lichaam in de begroeiing. Mijn gezicht verstopte ik achter mijn armen en merkte hoe ik er steeds dieper in verdween. Mijn haren grepen zich vast aan enkele taken, maar hadden niet genoeg grip, ik viel plots naar beneden. Auw.
Kreunend greep ik naar mijn rug die op, wat leek, een stenentrap geland was. Terwijl ik jammerde hoorde ik iets van de trees rollen. Aan de duur van het blijven rollen wist ik dat het een vrij lange trap was. Even hoorde ik alleen nog maar het rollen, maar bleek dan weer verder naar beneden te stuiteren.
Twee trappen.
Tastend greep ik naar een reling en hielp mezelf zo omhoog krijgen en naar beneden lopen. Toen ik op het tussenplatform kwam en bijna de volgende reeks trees wilde afdalen, zag ik op de grond zwak licht schijnen. Mijn zaklampje was blijkbaar tijdens mijn val uit mijn jaszak gerold.
Iets stabieler daalde ik de rest af en greep naar mijn zaklamp. Hij flikkerde bij mijn aanraking. Een paar rake klappen liet hem weer een constant licht schijnen.
Zoekend keek ik rond, waar was ik? Het was hier echt aardedonker en mijn lampje gaf niet bepaald het benodigde licht om eruit te halen wat dit hier was.
Stapvoets schuifelde ik vooruit met het licht op de grond gericht en één hand naar voren gestrekt, zodat ik zeker was dat ik nergens mijn neus in de kreukel zou gaan leggen. Het lampje durfde ik niet omhoog te richten, omdat ik toch wel ietwat bang was voor een plotse afgrond. Je weet het maar nooit.
Mijn vingertoppen alarmeerde mij voor een muur. Ik scheen mijn licht erop. Opnieuw vond ik een bord, deze was alleen zoveel keer kleiner dan die buiten lag. Er was een herkenbare lijn uit te halen die verticaal naar beneden liep. Het licht haalde ik dichterbij, er stonden namelijk letters bij.
Ruhleben, las ik onderaan de lijn af. Olympia-stadion, Neu-Westend, Mendelssohn-Bartholdy-Park, Gleisdreieck, Bülowstraße, Nollendorfplatz, Wittenbergplatz, Zoologischer Garten, Ernst-Reuter-Platz, Deutsche Oper, Bismarckstraße, Sophie-Charlotte-Platz, Kaiserdamm, Theodor-Heuss-Platz, Potsdamer Platz. Mijn adem verliet met een grote zucht. Er waren nog meer namen die ik niet had opgenoemd, maar ik begon het al te begrijpen. Het licht scheen ik helemaal omhoog. U2. Daar was die U weer. Wat kon er nou met een U beginnen? U,u,u..un.. Underground! riep ik bij het antwoord. Dit is een metrolijn!
Reageer (1)
cool, ze vind een metrolijn.
1 decennium geledensnel verder sta la te pompelen_O_