Hoofdstuk 5
Samantha Aplina
Het ritmische geluid van hoeven die de grond raakten maakten me slaperig. Nu ik eindelijk wat tijd had om tot rust te komen kreeg ik pas in de gaten hoe vermoeid ik was. We waren nu al een halve dag onderweg en hadden het bos nog niet eens bereikt. Dat had hoogstwaarschijnlijk te maken met het feit dat Adrean en ik in een kar zaten en getrokken werden door slechts twee paarden. Een klein groepje soldaten reden op hun paarden voor ons.
Adrean zelf bleek een verassend aangenaam en vriendelijk gezelschap te zijn. Hij had mijn polsen bevrijd van de snijdende marteling en leek zonder enige minachting tegen me kunnen te spreken. In iets wat voor mijn gevoel een eeuwigheid had geduurd voelde ik me weer een beetje mens. Maar de gedachte dat dit moment maar voor eventjes was bleef naar me schreeuwen. Want hoe ik het ook zou wenden of keren, mijn lot was allang bepaald.
'Raken we al in buurt van het bos?' Vroeg ik Adrean.
Adrean keek weg van de uitzichtloze bergen en glimlachte vriendelijk. 'Jazeker, na deze heuvel kunnen we het Hof van Tyraus betreden.'
Het hof van Tyraus stond bekend als het mooiste maar ook gevaarlijkste bos dat er bestond. Sommige zeiden dat het een klein stukje stukje gevallen hemel was, samen met de beeldschone elfen die er leefden.
'Het elfenbos toch?'
'Dat is juist. We zullen de goden vanavond moeten smeken om genade te tonen.'
'Vandaar de soldaten?' Vroeg ik nieuwsgierig door.
Adrean grijnsde geheimzinnig. 'Als de elfen besluiten ons aan te vallen kan geen enkel leger ons beschermen mijn kind.'
'U bent bereid te sterven in dat bos?' Vol ongeloof keek ik hem aan. Mijn interesse jegens de elfen sloeg heel langzaam om in angst.
'Als Racoon niet gevonden wil worden is Gurmon gedoemd om deze oorlog te verliezen. Dan sterf ik uiteindelijk ook.'
Ik knikte als teken dat ik het begreep. 'Kent u Racoon?'
Adrean glimlachte een glimlach die ik niet eerder gezien had. Zijn lichte ogen twinkelden. 'Ik heb hem zien opgroeien.'
'Hoe is het dat hij ongestoord kan leven in het bos?'
'De elfen accepteren diegene die respect tonen voor het bos, de schoonheid ervan zien. Racoon is geliefd onder hun volk.'
'Zijn de verhalen over hem waar?'
Adrean lachte zachtjes en geamuseerd. 'Ik laat je zelf oordelen, prinses. Maar ik beloof dat hij je niet teleur zal stellen.'
Ik wist niet wat ik van dat antwoord moest denken. Adrean leek me allesbehalve een wreede of valse man maar waarom toonde hij dan zoveel bewondering voor Racoon? Racoon was onverschrokken en vocht voor geen enkele koning, iets wat inderdaad te bewonderen viel. Maar hij was ook een meedogenloze moordenaar, iemand met een naar oorlog verlangend hart. En dat laatste vond ik niet bij Adrean passen.
'Kijk!' Riep Adrean enthousiast als een klein kind. Ik volgde zijn blik onmiddellijk.
Ik voelde mijn ogen vol verwondering groter worden. Ik verbluffend geluidje verliet mijn keel voordat ik voorzichtig begon te glimlachen.
Ik durfde het Hof van Tyraus niet langer een bos te noemen, want bos was een belediging. De plek was prachtig. Magisch door bomen zo groot dat ik vanaf hier nog omhoog moest kijken, magisch door de kleurrijke bezaaiing van de mooiste bloemen die ik ooit had gezien, magisch door gras dat zo groen was dat ik ongelovig met mijn ogen moest knipperen. Een adembenemend klein stukje hemel.
'Woont Racoon hier?' Fluisterde ik, bijna hijgend door de inspanning waarmee ik het hof had bewonderd.
Adrean keek me niet aan maar ik zag hem grijzen. 'Soms, hij houd van verschillende plekken. Maar hij is al een tijdje in het bos.'
'Ongelofelijk.'
'Ben je er klaar voor Samantha Aplina?'
Adrean zelf bleek een verassend aangenaam en vriendelijk gezelschap te zijn. Hij had mijn polsen bevrijd van de snijdende marteling en leek zonder enige minachting tegen me kunnen te spreken. In iets wat voor mijn gevoel een eeuwigheid had geduurd voelde ik me weer een beetje mens. Maar de gedachte dat dit moment maar voor eventjes was bleef naar me schreeuwen. Want hoe ik het ook zou wenden of keren, mijn lot was allang bepaald.
'Raken we al in buurt van het bos?' Vroeg ik Adrean.
Adrean keek weg van de uitzichtloze bergen en glimlachte vriendelijk. 'Jazeker, na deze heuvel kunnen we het Hof van Tyraus betreden.'
Het hof van Tyraus stond bekend als het mooiste maar ook gevaarlijkste bos dat er bestond. Sommige zeiden dat het een klein stukje stukje gevallen hemel was, samen met de beeldschone elfen die er leefden.
'Het elfenbos toch?'
'Dat is juist. We zullen de goden vanavond moeten smeken om genade te tonen.'
'Vandaar de soldaten?' Vroeg ik nieuwsgierig door.
Adrean grijnsde geheimzinnig. 'Als de elfen besluiten ons aan te vallen kan geen enkel leger ons beschermen mijn kind.'
'U bent bereid te sterven in dat bos?' Vol ongeloof keek ik hem aan. Mijn interesse jegens de elfen sloeg heel langzaam om in angst.
'Als Racoon niet gevonden wil worden is Gurmon gedoemd om deze oorlog te verliezen. Dan sterf ik uiteindelijk ook.'
Ik knikte als teken dat ik het begreep. 'Kent u Racoon?'
Adrean glimlachte een glimlach die ik niet eerder gezien had. Zijn lichte ogen twinkelden. 'Ik heb hem zien opgroeien.'
'Hoe is het dat hij ongestoord kan leven in het bos?'
'De elfen accepteren diegene die respect tonen voor het bos, de schoonheid ervan zien. Racoon is geliefd onder hun volk.'
'Zijn de verhalen over hem waar?'
Adrean lachte zachtjes en geamuseerd. 'Ik laat je zelf oordelen, prinses. Maar ik beloof dat hij je niet teleur zal stellen.'
Ik wist niet wat ik van dat antwoord moest denken. Adrean leek me allesbehalve een wreede of valse man maar waarom toonde hij dan zoveel bewondering voor Racoon? Racoon was onverschrokken en vocht voor geen enkele koning, iets wat inderdaad te bewonderen viel. Maar hij was ook een meedogenloze moordenaar, iemand met een naar oorlog verlangend hart. En dat laatste vond ik niet bij Adrean passen.
'Kijk!' Riep Adrean enthousiast als een klein kind. Ik volgde zijn blik onmiddellijk.
Ik voelde mijn ogen vol verwondering groter worden. Ik verbluffend geluidje verliet mijn keel voordat ik voorzichtig begon te glimlachen.
Ik durfde het Hof van Tyraus niet langer een bos te noemen, want bos was een belediging. De plek was prachtig. Magisch door bomen zo groot dat ik vanaf hier nog omhoog moest kijken, magisch door de kleurrijke bezaaiing van de mooiste bloemen die ik ooit had gezien, magisch door gras dat zo groen was dat ik ongelovig met mijn ogen moest knipperen. Een adembenemend klein stukje hemel.
'Woont Racoon hier?' Fluisterde ik, bijna hijgend door de inspanning waarmee ik het hof had bewonderd.
Adrean keek me niet aan maar ik zag hem grijzen. 'Soms, hij houd van verschillende plekken. Maar hij is al een tijdje in het bos.'
'Ongelofelijk.'
'Ben je er klaar voor Samantha Aplina?'
Sorry voor dit slechte, korte stuk
Reageer (1)
Dit is helemaal geen slecht stukje idioot!
1 decennium geledenLoveeee it <'3 kan niet wachten op de volgende