Foto bij Hoofdstuk 2 - De meisjes ontmoeten elkaar

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2
De meisjes ontmoeten elkaar

Alle vier dachten ze aan wat er gebeurd was deze zomer. Hun hele leven flitste voorbij. Terwijl de één in een coupé zat, de ander door het gangpad van een stoomtrein liep, weer een ander afscheid stond te nemen en de laatste door een muur heen liep.

Één van de kinderen, Alice, zat op 30 juli op haar kamer de ochtendprofeet te lezen. Zuchtend legde ze hem neer, wanneer kwam nu eindelijk die brief van Zweinstein?
Alice was een meisje van 11, heel haar leven wist ze al dat ze een heks was, maar er was ook iets bijzonders: Alice kon van uiterlijk veranderen, en niet alleen dat van haarzelf, maar ook van mensen uit haar omgeving. Als baby had ze eens een keer haar moeders neus in een varkensneus veranderd. Na al die jaren had ze eindelijk ontdekt hoe ze haar kracht moest gebruiken. Nu had ze donkerbruin, krullend haar, maar als ze wou zag ze er gewoon heel anders uit. Verder had ze een bliksemvormig litteken op haar voorhoofd, en hoe graag ze ook wou, dat kon ze niet wegtransformeren. Hoe het er kwam, wist ze niet want dat hadden haar ouders altijd verborgen gehouden. Alice en haar gezin woonden in een dreuzelwijk, daardoor had ze buiten haar ouders nog nooit andere tovenaars of heksen ontmoet. Haar moeder kwam wel uit een toverfamilie, maar daar hadden ze geen contact mee en haar vader was halfbloed. Ze keek naar buiten en in de verte zag ze een stip opduiken. Die stip werd groter en groter. Snel opende ze het raam en liet de uil binnen. De uil had een brief bij zich. Alice begon te lezen:

Hoofd: Albus Perkamentus
(Commandeur in de Orde van Merlijn, Int. Tovergrootmeester, Heksenleider 1e Klas, Opperste Hotemetoot van de Wereldbond van Toverlieden)

Geachte mevrouw Cerseels,
Het doet me een genoegen u te kunnen mededelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.
Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden.
Het schooljaar begint op 1 september.
Gelieve voor 31 juli per uil te reageren.
Hoogachtend,
Minerva Anderling
Assistent-schoolhoofd


Alice glimlachte, eindelijk was de brief er! Ze keek in de envelop, er zaten nog enkele stukken perkament in. 1 met de benodigdheden en 1 briefje:

Beste Alice,
Ik wil graag dat jij, en nog drie meisjes, bij mij op mijn kamer komen. Kom gewoon naar mij toe als het feestmaal is afgelopen. Dan lopen jij, de drie meisjes en ik samen naar mijn kamer.


Verwonderd keek ze naar het briefje, maar haalde toen haar schouders op en liep met de brief van Zweinstein naar beneden. "Mama! Ik heb de brief!" roept ze enthousiast, haar moeder reageert al even enthousiast. "Wat? Dat is geweldig! Morgen gaan we naar de wegisweg!"
Die nacht kon Alice amper slapen, morgen voor de eerste keer naar de wegisweg! En in september naar Zweinstein! Uiteindelijk viel ze dan toch in slaap.
De dag erna liep ze met haar moeder rond op de wegisweg. Van de ene winkel naar de andere. Toen haar moeder haar boeken ging kopen ging Alice naar Olivander, voor een toverstaf. Ze liep naar binnen en keek rond. Plots kwam er een oude man tevoorschijn. Hij bekeek haar nieuwsgierig. "Zo, dus jij bent Alice? Alice Cerseels?"
"Ja." Hoe kon hij dat weten?
"Ok, probeer deze stok maar eens! Eik, 19 cm, drakenbloed, met een krachtige zwiep."
Ze naam de stok aan en zwaait, op het moment dat een meisje met golvend bruin haar binnen kwam. Vonken spoten in het rond en raakten bijna het meisje dat nog net op tijd een schild tevoorschijn toverde. Olivander keek het meisje aan. "‘Aah, mejuffrouw Howell! Wacht u een minuutje? Ik moet nog even mejuffrouw Cerseels helpen." zei hij, terwijl hij zich omdraaide om een nieuwe stok te zoeken. Alice glimlachte naar het meisje. Toen stak Olivander een nieuwe stok naar haar uit. "Meidoorn en eenhoornhaar, 24,3 cm, goed voor gedaanteveranderingen en weinig kans op een mislukte spreuk! Deze stok lijkt me perfect voor u!" Alice nam de stok en zwaaide ermee alsof ze dat al jaren deed. Nu ging het als vanzelf en kwamen er soepele linten van vuur uit die zich met elkaar versmolten. "Perfect!" riep Olivander enthousiast terwijl hij de stok inpakte.
Snel betaalde Alice de stok en liep weer naar buiten. Daar stond haar moeder haar op te wachten. Ze mocht nog een uil uitkiezen. Ze koos een mooie, bruine bosuil die ze Pinsley noemde.
Dagen later was het zover, eindelijk ging ze naar Zweinstein! Zenuwachtig liep ze samen met haar ouders langs de perrons tot ze aankwamen bij het hek tussen perron 9 en 10. Ze namen een aanloop en renden er doorheen. Alice zag de Zweinsteinexpres en kon haar ogen niet geloven. Snel nam ze afscheid van haar ouders en liep de trein in. Daar ging ze zitten in een lege coupé. Ondertussen merkte dat veel mensen haar aangaapten en nakeken. Toen ze in de coupé zat ging de deur open en kwam er een meisje met bruin, bijna zwart haar binnen. "Hoi!" zei ze en sleepte haar spullen naar binnen. "Hey," Antwoordde Alice een beetje ongemakkelijk. Iets later ging de deur weer open en kwam een meisje met bruine en zwarte krullen binnen. "H-hallo," zei ze voorzichtig. "Hallo!" zeiden Alice en het andere meisje in koor. Het meisje dat net binnengekomen was zette haar spullen in het rek en ging verlegen zitten. 5 minuutjes later ging de deur voor de 3de keer open. Dit keer kwam er een meisje met lichtbruin haar binnen. Ze zeiden allemaal 'hallo' en ook zij ging zitten nadat ze de kooi van haar kat tussen haar en Alice had gezet. De mensen die langsliepen staarden naar binnen en liepen uiteindelijk door. Waarom keken ze zo?


‘Mose! Opstaan!’ Een vrouw met donkerbruin haar klopte op een deur. Vanachter de deur klonk gekreun. De vrouw liep weg.
Mose was een meisje van 11 jaar, die nogal eigenwijs was. Ze had donkerbruin haar, bijna zwart en haar ogen waren lichtgroen. Ze was heel normaal, behalve dan dat ze soms verdween. Dat was vreemd, maar ook wel fijn. Één keer had ze zich zo geschaamd, dat ze voor drie dagen verdween. Nou, ze verdween niet echt. Alleen anderen konden haar niet zien. Vroeger, toen ze een baby was, was dat heel irritant voor haar ouders. Eerst belden ze de politie, maar toen het vaker gebeurde ging de politie denken dat ze gek waren.
Het was nu 9 jaar geleden dat Mose’ vader vermoord was. Nou, haar moeder beweerd nog altijd dat hij een hartstilstand had. Mose wist wel beter. Haar vader was kerngezond, hoe kan hij dan in hemelsnaam een hartstilstand krijgen?
Mose trok haar kleren aan en zoefde via de leuning naar beneden. In de keuken stonden de gebruikelijke borden met pap. Maar er lag nog iets op tafel, een envelop.
‘Is die voor mij?’ Mose wees vragend naar de envelop.
‘Ja,’ Haar moeder glunderde. ‘hij is vandaag gekomen. Via een uil!’
‘Via een wat?’ Vroeg Mose ongelovig.
‘Een uil. Maak nou maar open!’
Mose keek naar het adres op de voorkant:
Julie Mose Moon
Grootste kamer op zolder
Bigbenstreet 77
Londen, Engeland
Verenigd Koninkrijk, Europa

Ongelovig trok ze de envelop open, die was dichtgeplakt met een zegel. Er zaten 3 perkamenten in.
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
Hoofd: Albus Perkamentus
(Commandeur in de Orde van Merlijn, Int. Tovergrootmeester, Heksenleider 1e klas, Opperste Hotemetoot van de Wereldbond van Toverlieden)

Geachte juffrouw Moon,
Het doet me genoegen u te kunnen meedelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden. Het schooljaar begint op 1 september. Gelieve vóór 31 juli per uil te reageren.
Hoogachtend,
Minerva Anderling,
Assistent-schoolhoofd

Mose schudde haar hoofd en pakte het kleinste perkamentje.

Ik wil graag dat jij, en nog drie meisjes, bij mij op mijn kamer komen. Kom gewoon naar mij toe als het feestmaal is afgelopen. Dan lopen jij, de drie meisjes en ik samen naar mijn kamer.

Vriendelijke Groeten,
Albus Perkamentus

Toen pakte ze het derde perkamentje.
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
UNIFORM

Eerstejaarsstudenten hebben nodig:
1. Drie effen werkgewaden (zwart)
2. Eén effen puntmuts (zwart) voor schooltijd
3. Eén paar beschermende handschoenen (drakenhuid of soort gelijk)
4. Eén wintermantel (zwart, met zilveren speld)
N.B. Alle kledingsstukken moeten van naamlabels zijn voorzien.

VERPLICHTE LECTUUR
Alle leerlingen moeten in het bezit zijn van de volgende werken:
Het Standaard Spreukenboek (Niveau 1) door Miranda Wiggelaar
De Geschiedenis van de Toverkunst door Mathilda Belladonna
Theoretische Grondslagen der Magie door Adelbert Zwatel
Gedaanteverandering: een Boek voor Beginnersdoor Emeric Morfo
Duizend Magische Kruiden en Paddestoelen door Phillipa Zwam
Magische Brouwsels en Drankjes door Arsenius Grein
Fabeldieren en Waar Ze Te Vinden door Newt Scamander
De Zwarte Kunsten: Een Handboek voor Zelfbescherming door Quinten Tondel

OVERIGE BENODIGDHEDEN
1 toverstaf
1 ketel (tin, standaardmaat 2)
1 set glazen of kristallen flesjes
1 telescoop
1 set koperen weegschalen
leerlingen mogen tevens een uil OF een kat OF een pad meenemen.

OUDERS WORDEN ERAAN HERINNERD DAT EERSTEJAARS GEEN EIGEN BEZEMSTELEN MOGEN BEZITTEN.


‘Wat betekend dit?’ Vroeg Mose.
‘Dat betekent, schatje, dat je een heks bent!’ Mose’ moeder straalde en begon dingen te vertellen over mijn vader, wat ze nog nooit gedaan had. Mose’ vader en moeder kwamen uit de toverwereld. Ze begon over Zweinstein, de wegisweg en de geheimhouding van de toverwereld. Ze was niet te stoppen. En Mose ook niet. Ze vroeg haar moeder de hemd van haar lijf. Ze besloten morgen al naar de wegisweg te gaan.
Mose kon die avond niet slapen. Gedachten spookten door haar hoofd. Ze stond op en liep met haar blote voeten en Molly, haar knuffel, over de koude vloer. Zachtjes deed ze de slaapkamerdeur van haar moeder open. Tot haar verbazing zat haar moeder overeind in bed.
‘Ik kan niet slapen.’ Zei Mose.
‘Ik ook niet,’ Zei Mose’ moeder. ‘ik heb je nog veel te weinig verteld.’
Mose glimlachte. En voor het eerst in jaren, sliep Julie Mose Moon bij haar moeder.

Mose was ontzettend opgewonden. Na het ontbijt had haar moeder uit een la wat tovergeld gepakt. Daarna waren ze via de haard naar ‘de Lekke Ketel’ gegaan. Dat was een tovenaarskroeg. Mose had haar ogen uitgekeken. Vreemde mensen met lange gewaden staarden haar aan.
‘Wat is er met mij?’ Vroeg Mose angstig.
Haar moeder gniffelde. ‘Je kleren, Moosje.’
Eerst keek Mose niet-begrijpend naar haar moeder, maar toen drong het tot haar door dat ze dreuzelkleding aan had.
‘Kunnen we eerst naar een kledingwinkel gaan?’ Mose bloosde.
Haar moeder knikte.
Ze gingen eerst naar FlitterFlats Kledingshop, Madame Mallekin en Poppy’s heksenmode en kochten heel wat gewaden in. Vrije tijdsgewaden, zwerkbalgewaden (voor de lol), mooie galajurken en natuurlijk Zweinsteingewaden.
‘En nu?’ Mose lachte, ze viel bijna om door het gewicht van de tassen. Haar moeder pakte haar toverstok, voor het eerst, en liet de tassen zweven. Bewonderend keek Mose naar de tassen.
‘Naar Olivander,’ Antwoordde haar moeder. ‘voor een toverstok.’
Mose rende bijna door de straten. Op dit moment had ze gewacht. Haar moeder en zij wouden net naar binnen gaan, toen een meisje met donkere krullen naar buiten kwam. Haar felgroene ogen straalden. Mose grijnsde naar haar en het meisje grijnsde terug. Zenuwachtig liep Mose de winkel in. Het was er donker. Er stonden overal kasten met lange stoffige dozen. Een oud mannetje schuifelde vanachter de kasten naar Mose en haar moeder toe.
‘Aaah… Sanna.’ Zei de oude man, kijkend naar Mose’ moeder. Hij kent mijn moeder? Dacht Mose.
Mose’ moeder, die blijkbaar Sanna heette, grinnikte. ‘Lang geleden hé?’
‘Ja, maar ik weet het nog als de dag van gister!’ Hij wreef in zijn handen en keek Mose aan.
‘Je dochter… je beroemde, beroemde dochter.’ Zei hij met kleine, priemende oogjes. Het was alsof hij Mose’ gedachten wou lezen.
‘Beroemd?’ Mose keek vragend naar haar moeder, die rood was geworden.
‘Ja, eh, dat leg ik je later wel uit.’ Sanna leek opeens geïnteresseerd te zijn in alle stoffige dozen.
‘Maar goed… een toverstok. Ik vraag me af…’ Het mannetje schuifelde naar de kasten. Even later kwam hij terug met een doosje, waar hij een toverstok uithaalde. ‘Probeer deze eens. Meidoorn, eenhoornhaar, 24,3 centimeter en goed voor gedaanteveranderingen, weinig kans op een mislukte spreuk.’
Mose zwaaide met de stok. Een paar dozen vlogen uit de kast en explodeerden boven het hoofd van het mannetje. ‘Nee, nee, zeker niet!’ Mompelde hij. Mose werd eventjes onzichtbaar, maar ze wist zich te beheersen.
Het mannetje pakte een nieuwe doos. ‘Ebbenhout, 17 cm, gevuld met de veer van een griffioen, goed voor vervloekingen en werkt uitstekend als je kwaad bent.’
Mose zwaaide met de ebbenhouten stok. Rode, blauwe, groene en paarse vonken spoten uit de stok en vlogen de kamer rond. Toen kwamen ze bijeen en vormden een prachtige vogel, die licht uitstraalde. Even fladderde de vogel rond, waarna hij uiteenspatte en voordat de vonken de grond raakten verdwenen ze. Vol verbazing keek Mose naar het tafereel. Toen keek ze naar de stok.
‘Ik, ik neem hem.’ Haar stem trilde.
Zonder geluid te maken rekenden ze af, met rare munten die volgens Sanna Galjoenen heetten en gingen naar Klieder & Vlek om boeken te kopen. Gefascineerd bekeek Mose ‘De Geschiedenis van de Toverkunst’, ‘De Zwarte Kunsten: Een Handboek voor Zelfbescherming’, ‘Duizend magische Kruiden en Paddenstoelen’, ‘Fabeldieren en Waar ze te Vinden’, ‘Gedaanteverandering: Een boek voor Beginners’, ‘Het Standaard Spreukenboek (Niveau 1)’, ‘Magische Brouwsels en Drankjes’, ‘Theoretische Grondslagen der Magie’ en ‘Transfiguratie voor Beginners’. Er lag ook een boek dat ‘Alles over het magische wereldje: voor heksen en tovenaars uit de dreuzelwereld’ heette. Mose kocht het, net zoals ‘Een beknopte beschrijving van Zweinstein’ en ‘Zwerkbal door de Eeuwen heen’. Haar moeder kocht de roman ‘Imperio mij’. Toen ze de boekenwinkel verlieten vroeg Mose: ‘Wat bedoelde die man? Waarom kijkt iedereen naar mij?’
‘Nou, het is… ik kan het niet.’ Haar moeder stopte met lopen. Tranen vielen van haar wangen.
‘Ik wil weten waarom die mensen naar me kijken!’ Mose staarde woedend naar haar moeder.
‘Nou, oké, maar dan gaan we wel ergens zitten. Florian Fanieljes IJssalon?’ Sanna veegde de tranen van haar wangen.
Zwijgend liepen ze naar de IJssalon en aten de raarste smaken ijs, terwijl Sanna het allemaal uitlegde.
‘Is papa ook vermoord door No Name?’ Vroeg Mose voorzichtig.
Haar moeder maakte een raar geluid, beet op haar lippen en knikte.
Nadat ze drie overheerlijke ijsjes hadden gegeten liepen ze naar Braakbals Uilenboetiek. Er waren vele mooie uilen, maar Mose koos een gevlekte bosuil. Het was een bijzondere uil, hij was zwart met witte stippen.
‘Ik noem hem Iilas.’ Zei Mose vastbesloten, terwijl ze de veren van het dier streelde.

‘Mam, kom mee!’ Fluisterde Mose. Ze glipten tussen de mensen door. Toen niemand hen meer kon zien, zorgde Mose ervoor dat haar moeder en zij onzichtbaar waren.
Ze probeerden niemand aan te raken, maar dat ging nogal moeilijk op het overvolle station. Ze liepen door de muur heen, die leidde naar perron 9 ¾. Daar zorgde Mose dat zij en haar moeder weer zichtbaar waren, want het vergde veel energie om twee personen en een zware hutkoffer onzichtbaar te houden. Mose bedacht dat ze maar eens moest oefenen.
Ze nam afscheid van haar moeder en stapte met kriebels in haar buik de trein in. Ze merkte dat veel kinderen naar haar litteken keken en begonnen te fluisteren met vrienden. Ze ergerde zich eraan. Uiteindelijk vond ze een coupe waar een meisje in zat die niet naar haar keek. Ze had lichtbruin haar en staarde somber voor zich uit.
‘Hoi!’ Zei Mose, terwijl ze haar zware koffer en uil naar binnen sleepte.


Iris was 11 jaar oud: een dun meisje met lange vingers en donkerbruine krullen die tot haar schouderbladen vielen. Ze woonde in Dipple, een lief klein stadje op de grens van Schotland, in een hoog herenhuis.
Iris was een vreemd meisje: Vaak verdween ze en verscheen ze weer ergens anders. Eerst deed dit erg pijn en werd ze misselijk, maar nu heeft ze het onder controle. Ze weet niet wat ze doet, en ze weet ook niet hoe ze het doet. Ze kan zomaar naar beneden gaan zonder te trap af te lopen, als ze er alleen maar aan denkt. Vaak raakte Iris` ouders haar kwijt, en vonden ze haar terug bij haar tante!

Het was een warme dag in Juli. 30 juli. Iris zat helemaal boven op zolder, in het "op"-kamertje. "Ik moet wel gek zijn," zei ze tegen zich zelf. "In de eindzomer boven op zolder te gaan zitten..."
Opeens zag ze een uil op zich afkomen. Wat gek? Het was 11 uur `s ochtends. Uilen leven toch alleen `s nachts?
Toen ze beter keek zag ze dat de uil iets in zijn snavel had. Een muis! dacht ze. Met afkeer wendde ze haar gezicht af. Maar ze kon het niet laten om toch weer te kijken. Toen zag ze dat de uil geen muis in zijn snavel had, maar een stuk perkament. Een brief? Wat het nog vreemder maakte, was dat de uil bij haar naar binnen wilde vliegen!
Iris wist niet veel van uilen, wat ze aten en waar ze leefden, maar dat ze naar binnen vlogen om brieven te bezorgen aan meisjes die zichzelf naar een andere plek konden transporteren? Nee.
Iris probeerde het raam dicht te klappen, maar de uil was al binnen. Hij hipte naar Iris toe. Met de tanden op elkaar stak
Iris voorzichtig haar hand uit om de brief te pakken. Tot haar verbazing kon ze de brief zo pakken! De uil ging braaf op haar bed zitten wachten. Iris keek naar de brief. Er stond op:
Mevrouw I.L. Moonbeam
"Op"-kamertje
Dippleseweg 54
Dipple, Engeland

Ze keek naar de postzegel- nee, het was geen postzegel, eerder een teken. Er stonden een leeuw, een slang, een das en een raaf op, en in het midden was er het initiaal Z zichtbaar.
Voorzichtig sneed ze de envelop open.
Met grote ogen keek ze naar de brief, die was geschreven met zwarte inkt.

Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus
Hoofd: Albus Perkamentus, commandeur in de orde van Merlijn, Int. Tovergrootmeester, Heksenleider 1e klas, Opperste Hotemetoot van de Wereldbond van Toverlieden.

Geachte mevrouw Moonbeam,
Het doet me genoegen u te kunnen mededelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschoool voor Hekserij en HocusPoucs. Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden.
Het schooljaar begint op 1 september.
Gelieve voor 31 juli per uil te reageren.
Hoogachtend,
Minerva Anderling
Assistent Schoolhoofd.


Iris knipperde eens met haar ogen. Toen keek ze in de andere perkamenten die in de envelop zaten:

Beste Iris,
Ik wil graag dat jij, en nog drie meisjes, bij mij op mijn kamer komen. Kom gewoon naar mij toe als het feestmaal is afgelopen. Dan lopen jij, de drie meisjes en ik samen naar mijn kamer.

Vriendelijke Groeten,
Albus Perkamentus


Het derde perkament wat in de envelop zat was een lijst met benodigdheden.
"1 toverstaf, 1 ketel van tin, 1 set glazen of kristallen flesjes, 1 telescoop, 1 set koperen weegschalen..."
Iris sloeg haar hoofd neer. "Waar moet ik dit vinden?" vroeg ze.
Toen werd er op de deur geklopt. "Iris?"
Verschrikt keek Iris op toen de deur openging. Gelukkig was het niet haar bezorgde moeder, die binnenkwam, maar haar nicht, Alva. Alva was 19 jaar en was de dochter van de dochter van de zus van haar moeder. "Als- als het goed is heb je vandaag- de brief gekregen."
"Doe alsjeblieft de deur dicht," zei Iris zacht. "Ik moet je iets vertellen."
Alva deed de deur dicht. "Ik moet jou iets vertellen," zei ze. "Heb je een brief gekregen?" Alva keek Iris serieus aan. "Ja." zei Iris. "Van een uil! Hij zit-" Ze maakte haar zin niet af, want de uil zaat er niet meer. "Die uilen vliegen weg zodra je de brief leest," zei Alva. "Hoe weet jij van-" Opnieuw maakte Iris haar zin niet af. "Ik ben een afgestudeerd heks, Iris."
"Wat?" riep Iris. "Heb je dat nooit aan mama verteld?"
"Nee," zei Alva. "Wel aan mijn ouders. Dat zul jij ook moeten doen."
"Jaja," zei Iris. Ze zat zo vol met vragen. "Waar moet je die spullen kopen? Waar is de school? Hoe moet je er heen?"
"Ik zal je helpen," antwoordde Alva. Morgen gaan we naar de Wegisweg. "De weg- is weg?" "Een straat," lachte Alva.
"Hoe kom je daar?" vroeg Iris enthousiast. "Morgen gaan we er heen," zei Alva. "Vanavond moet je het aan je ouders vertellen,
Iris, beloof je dat?"
"Okee," zei Iris. "Dan ga ik," antwoordde Alva. "Morgen om 10 uur `s ochtends moet je klaar staan, okee?"
"Wacht! Alva! Weet jij waarom ik zomaar kan-" Maar Alva was al weg.
Iris had niet aan Alva verteld dat haar ouders deze avond niet thuis waren. Ze besloot het een andere keer te vertellen.
De volgende ochtend om 10 uur, belde Alva aan. "Ben je klaar?" vroeg ze. "Ja," zei Iris. "Maar- heb ik wel geld om gewaden en toverstokken te kopen?"
"Jawel. Je grootvader was een tovenaar... Hij heeft je... Zeg maar, iets nagelaten."
"Hoeveel euro kost zo`n toverstok?" vroeg Iris zich af. "Ehm... Als ik het me goed herinner 5 galjoenen."
"Galjoenen?"
"De geldrekening van de tovenaars. Leg ik je later nog wel uit. Goed, pak mijn hand, we gaan naar de Wegisweg."
"De wegisweg..." dacht Iris. "Iris... Nee!" riep Alva. Snel verdwijnselde zij ook.
"Iris, alles goed?" vroeg Alva. Misselijk lag Iris op de grond. "Ik kan er niks aan doen! Het gebeurt gewoon!" zei Iris. "Ik weet het, Iris. Maar op de Wegisweg kan je niet verschijnselen."
"Heet dat zo?"
"Ja." Iris zag dat ze voor een groezelig cafetje stonden. "Hier in," zei Alva. "Dit is de lekke ketel."
"Hallo Alva!" riep iemand achter de bar. "Wie heb je bij je?"
"Dit is Iris Moonbeam," zei Alva. "Mijn nichtje."
"Iris- Moonbeam?" Veel mensen kwamen om Alva heen staan. "Hoe kan dit kleine meisje dat ooit, ooit overleefd hebben?"
De man veegde een lok haar van Iris opzij. "Hoe is het mogelijk..." zei hij. Even staarden hij en Iris elkaar even vreemd aan. Toen zei de man: "Jullie gaan vast naar de Wegisweg? Er is al zo`n beroemdheid langsgekomen als jij bent, meisje, ga maar gauw."
Iris keek Alva niet-begrijpend aan. "Overleefd? Beroemdheid? Mijn moeder zei altijd dat ik tijdens een ongeval op school een glasscherf in mijn hoofd heb gekregen..."
"Dan heeft ze mooi gelogen," zei Alva. "De arme schat, ze kon het niet aan... Ze wist niet dat je een heks was. Maar nu wel, toch?"
"Ja, ja..."
Ze gingen een deur uit, en kwamen op een pleintje. Alva tikte met haar stok drie keer op de muur. Er verscheen een gat:
Daarachter was een weg. En niet zomaar een weg, een complete winkelstraat!
"Dit is de wegisweg," zei Alva. Er waren een aantal mensen die Iris met een vreemd gezicht aankeken. "Laten we...eerst naar Madame Mallekin gaan," zei Alva. "Waarom?" vroeg Iris, die vooral geïnteresseerd was in de boekenwinkel, waar in de etalage een aantal "onzichtbare boeken" zouden moeten liggen. "Voor je gewaden," antwoordde Alva. Ze liepen een gezellig winkeltje binnen. "Zweinstein?" vroeg een vrouw. Ze was een meisje aan het opmeten met stijl, zwart haar.
"Je hebt een 3 schoolgewaden nodig, Iris, en een puntmuts, drakenhuidhandschoenen, een wintermantel... zullen we er ook wat vrijetijdsgewaden bij doen?" vroeg Alva.
"Eh-okee," zei Iris. De vrouw wenkte een meisje van een jaar of 17, die Iris gehoorzaam op kwam meten. Toen ze de gewaden gekocht hadden, besloten ze een mooie, tinnen ketel te kopen en een set flesjes, waar een aantal weegschalen bijzaten. De telescoop vonden ze in "Astronomie voor Beginnelingen en Gevorderden".
"Nu halen we je toverstok," zei Alva. Iris glunderde. Ze kwamen binnen in een stoffige oude winkel, die Olivander heette.
In de etalage lag een toverstok op mijn paars kussentje. "Echt...geweldig." zei Iris, met iets van sarcasme in haar toon.
"Welkom," zei een man. Hij was klein en verschrompeld als een aardappel. Met zijn priemende zilvergrijze oogjes keek hij naar Iris. "U zoekt een toverstok?"
"Ja," zei Iris, die haar haren achter haar oor veegde. Hierdoor werd het litteken in de vorm van een bliksemschicht zichtbaar.
"Julie Moon?" vroeg hij.
"Nee?" was Iris` vraag.
"Of anders... Moonbeam? Iris Moonbeam?"
"Ja," zei Alva kort. "Wij zoeken een toverstok."
"Probeer deze eens: ebbenhout, 17 cm, gevuld met de veer van een griffioen, goed voor vervloekingen."
"Wat moet ik doen?" vroeg Iris. "Pak vast en zwaai er wat mee! Alsof je vrolijk bent!" zei Olivander.
"Ik ben vrolijk!" wilde ze zeggen, maar dat deed ze toch niet.
Ze zwaaide er wat mee. Kleine vonkjes sproeiden op de grond. "Nee." zei Olivander kort. "Deze dan: Wilgenhout, 21 cm, fenixveer, goed voor transformatie en bezweringen..."
Iris zwaaide wat met de staf. Er spoot vuurwerk uit, blauw, rood en groen...
"Heel goed, heel goed!" klapte Olivander. "Deze kost alleen..."
"Geen probleem," zei Alva. Ze drukte hem een aantal grote, gouden munten in de hand. "Dank u, mevrouw, het ga u goed."
Iris straalde toen ze naar buiten kwam. Ze zag een meisje met zwart, nee, bruin haar naar haar lachen. Ze lachte terug.

30 dagen later was het 1 september. Voor de deur stond Iris met haar hutkoffer. In haar hand hield ze een kleine, witte uil en een zwarte snavel. Gekregen van Alva: Ze was over een maand jarig, op 30 september, en Alva moest voor haar werk een reis maken.
Alva had gezegd dat ze maar aan haar moeder moest vragen of ze haar naar het station wilde brengen. Maar Iris’ moeder wist nog niks van de heksheid van haar dochter. "Ik wil naar het station... Ik wil naar het station... Ik wil naar het station..." dacht ze hardop. Ze werd misselijk, en dacht dat ze moest braken, toen ze rond begon te draaien, en rond, en rond, en rond...
Ze opende haar ogen. Ze stond op het Londense perron, waar ze geweest was. "Perron 9 3/4" had Alva gezegd. Ze liep tussen de mensen, de dreuzels door, die haar vanwege haar hutkoffer en uil vreemd aankeken.
Perron 7.... perron 8.... perron 9.... Iris keek zenuwachtig naar de bordjes die bovenaan het station hingen.
Perron 10... Waar was perron 9 3/4? Ze sprak een voorbijganger aan. "Weet u misschien waar perron 9 3/4 is?" vroeg ze met haar liefste stemmetje. De man begon te lachen. "In je dromen," zei hij, en liep weer door.
Verslagen ging ze op haar hutkoffer zitten. Ze aaide de uil. "Ik heb nog geen naam bedacht," zei ze. Ze dacht even na en zei toen: "Iliah". Toen kwam er opeens een kleine, zwarte kat aan rennen, met witte pootjes. Ze rende dwars over het spoor. Iris wilde gillen, toen ze zag dat er een trein aan kwam op perron 9. Het poesje sprong het perron op het blies naar de trein. Niemand lette op het katje. Iris stak haar hand uit en bewoog haar vingers. "Poes..." Het katje trippelde naar Iris en ging prompt op haar hutkoffer zitten. Ze klauwde haar nagels in het riet en spon. "Okee..." zei Iris. "Nu heb ik dus ook een kat."
Toen hoorde ze ergens zeggen: "9 3/4..."
Het was een jongeman die dat zei. Nog geen dertien jaar oud. "Pardon," zei ze, de hutkoffer met het poesje met zich meeslepend. "Weet u waar perron 9 3/4...."
"Ssst, stil..." zei de jongen. "Ik wacht op mijn ouders. Perron 9 3/4 is daar. Ren gewoon heel hard door dat hek heen."
"Maar?" wilde Iris zeggen.
"Ga nou maar gewoon," zei de jongen. Iris rende op het hek af... rende en rende, het poesje op haar hutkoffer zette zich schrap. Iris verwachtte elk moment een harde klap... maar die kwam niet.
Ze rende door, totdat een meisje haar tegenhield. "Je kunt stoppen," zei ze zacht. Iris deed haar ogen open en zag een perron zoals ze nog nooit had gezien. Bovenaan hing een bordje "9 3/4"
Een grote, zwarte stoomtrein stopte voor haar. "Zweinsteinexpress" stond er op. Vol verwachting, maar niet met een geheel gerust hart stapte ze in. Alle coupes zaten vol met enthousiast pratende kinderen. Toen vond ze een coupe waarin 2 meisjes zaten: Het meisje dat ze op de Wegisweg had gezien was er ook bij. Ze duwde de deur open. "H-hallo," zei ze voorzichtig.


Met een geeuw rekte een meisje van ongeveer 11 jaar, met lichtbruine haren zich uit. Ze opende haar ijsblauwe ogen en schoot direct uit bed.
Met lichte stappen rende ze de trap af naar beneden. Daar zat haar vader met een kop koffie de Ochtendprofeet te lezen terwijl een pan in de gootsteen werd afgewassen door een zwevende afwasborstel.
Tegenover haar vader stond een bord met gebakken ei met spek klaar. Tegen het glas melk lag een brief. Het adres was erop geschreven in groene inkt.

Mejuffrouw A. Howell
St. John’s Lane 21
Canterbury
Kent


Opgewonden pakte ze de brief op en draaide ze het om. Langzaam liet ze haar vinger over het zegel van de envelop glijden. Op het zegel waren een leeuw, een slang, een das en een raaf.
Ze brak het zegel en met trillende handen haalde ze de brief eruit.
Haar ogen schoten langs de regels terwijl ze las.

ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
Hoofd: Albus Perkamentus
(Commandeur in de Orde van Merlijn, Int. Tovergrootmeester, Heksenleider 1e klas, Opperste Hotemetoot van de Wereldbond van Toverlieden)

Geachte juffrouw Howell,
Het doet me genoegen u te kunnen mededelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeshool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Bijgaand treft u een lijst van schoolboeken en andere benodigdheden.
Het schooljaar begint op 1 september.
Gelieve vóór 31 juli per uil te reageren.
Hoogachtend,
Minerva Anderling,
Assistent-Schoolhoofd


Alyssa wierp een blik in de envelop en zag de lijst met benodigdheden, maar tot haar verbazing zat er nog een ander klein stukje perkament in.
Ze pakte het eruit en begon het te lezen.

Beste Alyssa,
Ik wil graag dat jij, en nog drie meisjes, bij mij op mijn kamer komen. Kom gewoon naar mij toe als het feestmaal is afgelopen. Dan lopen jij, de drie meisjes en ik samen naar mijn kamer.

Vriendelijke Groeten,
Albus Perkamentus


‘Pap!’ riep het meisje enthousiast terwijl ze met de brief op en neer wapperde. ‘Ik heb de brief van Zweinstein!’
Haar vader keek glimlachend op van de Ochtendprofeet. ‘Ik ben trots op je, Alyssa.’
Alyssa begon te glunderen en sprong van haar stoel af. ‘Pap, wanneer gaan we naar de Wegisweg? Vandaag? Alsjeblieft?’
Haar vader leunde achterover en deed of hij nadacht. ‘Natuurlijk.’
Alyssa omhelsde haar vader en begon snel haar ei met spek naar binnen te werken om vervolgens weer naar boven te rennen en zich aan te kleden.


Haast springend stond Alyssa naast haar vader voor de stenen muur die de doorgang naar de Wegisweg blokkeerde.
Haar vader pakte zijn toverstok en tikte op verschillende bakstenen. De muur begon te wegen en ging langzaam aan de kant om vader en dochter door te laten.
‘Waar wil je als eerst heen?’ vroeg Alyssa’s vader.
Ze dacht even na en zei toen vastbesloten: ‘Naar Olivander!’
Ze mengden zich met de grote menigte heksen en tovenaars en af en toe een enkele Dreuzel en gingen op weg naar de toverstokkenwinkel van Olivander.

Voordat ze de winkel bereikten hield Alyssa’s vader even stil. ‘Ik moet even iets doen, oké? Hier heb je een paar Galjoenen, zorg ervoor dat je door een goede stok wordt gekozen.’
Alyssa knikte en nam de Galjoenen aan. Haar vader verdween uit het zicht en ze begon snel naar de winkel van Olivander te lopen.
Toen ze binnenkwam was daar een ander meisje met halflang donkerbruin krullend haar een staf aan het uitproberen. De vonken vlogen in het rond en kwamen bijna op Alyssa terecht.
Gelukkig had ze de vonken aan zien komen en op tijd haar Magische Schild opgetrokken.
Olivander, die geïntrigeerd naar het meisje had staan kijken, merkte nu Alyssa op.
‘Aah, mejuffrouw Howell! Wacht u een minuutje? Ik moet nog even mejuffrouw Cerseels helpen.’
Alyssa knikte. Het andere meisje keek over haar schouder en glimlachte opgewonden. Alyssa voelde ook nog steeds de spanning en glimlachte terug terwijl ze onwillekeurig over haar litteken in de vorm van een bliksemschicht streek, die onder haar lok verborgen was.

Vijf minuten later had het andere meisje de winkel verlaten met een nieuwe stok en had Olivander een paar stokken gepakt zodat Alyssa ze kon uitproberen.
Terwijl ze de eerste stok uit een stoffig doosje pakte vroeg Olivander naar haar vader. ‘Hoe is het met James? Is hij nog steeds treurig over de dood van Emily?’ Hij gebruikte de voornamen van haar vader en moeder terwijl hij over ze sprak.
Alyssa knikte afwezig; ze had het niet graag over haar moeder, het was verschrikkelijk toen ze vijf jaar geleden opeens overleed. Alyssa kon zich er niet veel van herinneren, maar ze wist wel dat haar vader dagenlang als een zombie door het huis had gelopen.
Ze nam de staf in haar handen; het was een tamelijk korte toverstok. Op Olivanders teken gaf ze er een zwiep mee en liet een spiegel bij de toonbank ontploffen.
Geschrokken nam Olivander de staf van haar over en legde het weer weg. ‘Eenhoornhaar is niets voor u,’ mompelde hij terwijl hij een volgende stok uit ging zoeken.
Niet veel later had hij een andere te pakken en gaf die aan Alyssa. ‘Deze is 22 centimeter lang, bevat een staartveer van een Griffioen en is gemaakt van eikenhout.’
Ze nam de toverstaf aan en gaf er een zwiep mee. Deze keer ontplofte er geen spiegel, maar viel het peertje uit de lamp op de grond.
Het was nu een stuk donkerder maar Olivander humde goedkeurend. ‘Deze is niet geschikt voor u, maar ik denk dat ik de perfecte staf voor u heb. Eén momentje.’ Hij liep tussen de kasten vol doosjes door en verdween uit het zicht.
Alyssa keek om zich en voelde zich schuldig om de lamp en de spiegel. Maar voordat ze iets kon bedenken om het goed te maken kwam Olivander weer tevoorschijn.
‘Zo,’ zei hij. ‘Kastanjehout, 29 centimeter en de kern is drakenbloed. Hij kan slechts door enkelen beheerst worden en is uitstekend voor Bezweringen.’
Ze nam de donkerbruine staf en keek er vol bewondering naar. Ze zwaaide ermee en voelde meteen dat dit dé stok was. Uit de punt schoten stralen goud licht die zich met elkaar verwikkelden en langzaam uiteen vielen.

Zeven minuten later stond ze samen met haar vader bij de Klieder en Vlek op de stoep. Ze had James gevraagd wat hij was wezen doen, maar hij het onderwerp afgewimpeld door over haar schoolboeken te beginnen.
Hierna zouden ze schoolgewaden gaan halen en daarna spullen voor Toverdranken en schrijfwaren. James had Alyssa beloofd dat ze wanneer ze thuis waren een verrassing zou krijgen.

‘Ik vind het zo zielig voor Monster,’ jammerde Alyssa terwijl ze met haar vinger door de tralies van de kattenkooi Monster aaide. Ze had hem gekregen van haar vader om haar gezelschap te houden op Zweinstein.
‘Die vindt het niet zo erg, joh,’ stelde James haar gerust. ‘Monster is hartstikke zenuwachtig net als jij en ik, en vindt het alleen maar prettig dat ‘ie in z’n kooi zit. Ga nu maar snel de trein in, anders rijdt ‘ie weg zonder jou!’
Alyssa knikte braafjes en omhelsde haar vader voor de zoveelste keer vandaag. Ze nam haar hutkoffer en kattenkooi en liep naar één van de vele ingangen van de trein.
Onderweg merkte ze dat veel mensen naar haar keken terwijl ze voorbijliep. Had ze haar T-shirt soms verkeerd om aan?
Ze keek even naar beneden om het te checken, maar merkte dat dit niet het geval was. Ze haalde haar schouders op en liep verder.
Ze liep de trein door en tegen de tijd dat ze een coupé had gevonden waar nog één iemand bij kon, floot de machinist ten teken dat ze gingen vertrekken. Er zaten al drie andere meisjes; het meisje dat ze had gezien bij Olivander, een meisje met bijna zwarte haren die een beetje slag hadden en een meisje met bruinzwarte haren en felgroene ogen. Ze zaten ongemakkelijk bij elkaar en zeiden niets.
Alyssa trok de deur open en liep naar binnen.
De andere meisjes keken op en mompelden een groet. ‘Hoi,’ antwoordde Alyssa.
Ze sleepte haar hutkoffer naar het bagagerek en begon het erin te proppen. Daarna nam ze plaats op de enige plek die over was en zette de kooi van Monster tussen haar en het meisje uit de winkel van Olivander in.
Kinderen die hun coupé voorbijliepen, keken naar beginnen en begonnen dan druk te praten en te wijzen. Maar waarom? Wat was er zo bijzonder aan hen?

Reageer (2)

  • MissBlackx3

    zo leuk dat je het hier ook kan lezen :)

    1 decennium geleden
  • Reepicheep

    Whaha, dit deel is echt lang xD

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen