Hoofdstuk 1
Ochtenden. Er zijn veel soorten ochtenden. Ochtenden van het leven – een nieuw begin. Ochtenden van leuke dagen waar je al tijden naar uitkijkt. Zoals zaterdagochtenden, wanneer je nog een heel weekend voor je hebt liggen.
Helaas bestonden er ook nog ochtenden na dat geweldige weekend. De beruchte – helaas maar al te bekende – maandagochtend. Ik haatte maandagen, maandagochtenden nog veel meer. Ik haatte het dat alles vervelender leek op maandagen.
De wekker was snerpender, de voetstappen op de trap of beneden luider. En om het nog erger te maken was er nooit genoeg chocolademelk om door mijn koffie te doen. En zonder chocomel vond ik koffie vies. Zonder koffie werd ik niet wakker. Toch verzamelde ik iedere week weer de moed om uit mijn bed te komen. Na zeven keer op de snooze-knop geslagen te hebben, welteverstaan.
Wat betreft wekkers was er weinig veranderd de afgelopen eeuw. Nog steeds knopjes. Geen aanraakscherm. Misschien omdat de wetenschappers het niet interessant genoeg vonden. Of misschien omdat ze het fijn vonden om hun ochtendhumeur af te reageren op iets stevigs.
‘Ik haat maandagen,’ bromde ik tegen niemand in het bijzonder. Ik trok mijn pyjama uit en zette de douche aan. Mijn ochtend-instelling bestond uit een koud begin en een koud einde. Dat begin spreekt voor zich. Het maakt me wakker. Het einde is om me ook weer onder het water vandaan te krijgen.
Na het douchen haatte ik maandag al iets minder. Maar die eeuwige wrok zou ik altijd blijven koesteren. Met mij waarschijnlijk vele anderen. Dat was een universeel, tijdloos iets. Ik durfde mijn linker pink erom te verwedden dat ze in 2017 ook al een hekel hadden aan maandagen. En in 1998 ook. En in 1911, 1860 en 1500. Als er toen al maandagen bestonden…
Toen de douche vond dat het genoeg geweest was en me verjoeg, trok ik schone kleren aan. Ik liep naar beneden en zocht naar koffie met chocolade. Dat was er vanzelfsprekend niet. Ik zou genoegen moeten nemen met gewone koffie. Maar daar kon ik mee leven. Als ik dat niet had gekund was ik al meerdere malen overleden.
Mijn vader, een historicus, was al naar zijn werk vertrokken. Mam was thuis, maar lag nog op bed. De enige beneden was mijn broertje, Camren. Hij was dertien en moest net als ik naar school. Verder was hij in de ochtend niet of nauwelijks aanspreekbaar. Hij stal wel de chocokoffie.
Het kwam erop neer dat de enige met wie ik een soort van kon communiceren, Khai was. Onze kat. Khai hield wel heel erg van ochtenden, want dan werd hij geaaid en vertroeteld. Maar ook hij had zijn minst favoriete tijd van de dag. Khai haatte middagen. Dan was er niemand thuis.
Zeer trouw en lief kroop de kat bij me op schoot. Hij bleef daar zitten tot ik mijn ontbijt achter de kiezen had. Zodra ik wakker was, kreeg ik enorme honger. Ik at altijd veel bij het ontbijt. Ik had een hekel aan de lunch, de lunch was afschuwelijk.
Na het ontbijt scharrelde ik mijn spullen bij elkaar. Khai trippelde ondertussen met me mee. Hij stopte pas toen ik hem op het bed van mijn moeder tilde, waar hij over naar schatting een kwartier geaaid en vertroeteld zou worden.
‘Tot vanavond,’ zei ik tegen de twee op het bed. En toen ik weer beneden kwam: ‘Cam, het is kwart voor acht. Als je nog een lift wilt, zie ik je binnen 40 seconden bij de auto.’
Op maandag had ik auto twee. Pap had altijd auto één. Mam had op alle dagen behalve maandag auto twee. Dan reed ik met een klasgenoot mee en moest Cam met de trein. Nu gaf ik hem een lift.
‘Dat is echt je riedeltje, hè?’ Cam kwam het hoekje om lopen. Helemaal klaar voor vertrek.
Ik knikte. ‘Ja, dat klopt. En het werkt, zie je wel? Hup, naar de auto. Ik heb niet de hele dag de tijd, ukkie.’
Cam – al een paar maanden langer dan ik – besloot daar niet op te reageren. Slimme jongen. In plaats daarvan liep hij voor me uit de garage in. Hij opende de deur en liet me de auto naar buiten rijden. Auto twee was een klein burgerlijk exemplaar. Goed voor vier personen en hooguit een klein beetje bagage.
Na de autorit haatte ik maandag al stukken minder. Ik was gek op autorijden.
Het duurde twintig minuten om de weg naar Cams school af te leggen. Daarna nog tien om naar mijn eindbestemming te komen. Helaas hadden er meer mensen besloten op te vrolijken met een autoritje. Ik stond drie minuten vast in een file.
De maandagochtend-meter vulde zich langzaam weer met wrok en kleurde rood.
Het resulteerde erin dat ik exact op het moment dat de deur van het lokaal mechanisch gesloten werd, de ruimte binnenglipte. ‘Sorry, ik ben laat. Ik had…’
‘Vertraging,’ lachte mijn docent. 'Ik had er zelf ook last van. Echter, ik hoefde geen familie af te zetten. Ga zitten. Sorry zet geen zoden aan de dijk.’
Ik was gek op meneer Woole. Hij was altijd zo begripvol.
Ik ging op mijn plek zitten en liet mijn spullen op tafel vallen. Meneer Woole ging voor het scherm staan. ‘Goed, dames en heren, de verdeling van stageplaatsen is bekend. Jullie hebben je opgegeven voor een specifieke plaats en de regels zijn jullie bekend.
De dingen waar jullie uiteindelijk zijn geplaatst zijn onder andere Dwalingenwerk, in detentiecentra, werk op straat of bij defensie. Jullie zijn ingedeeld aan de hand van jullie persoonlijke voorkeur en ons idee van jullie kunnen. Vooral vanwege dat laatste is ruilen niet toegestaan.’ Hij begon een lijst namen op te noemen. Veel mensen werden geplaatst bij defensie of op straat. Dat waren de dingen die in principe iedereen met een opleiding kon doen.
Detentiecentra waren volgens onze docenten gemene, harde plaatsen met een ijzeren discipline. Alleen de echt harde, onwrikbare persoonlijkheden konden daar heen.
Werken met Dwalingen, werd ons verteld, was zwaar en ondergewaardeerd. Er waren ook niet veel voorzieningen, al verschilde dat per locatie.
Dwalingen waren moeilijk en moesten constant beziggehouden worden. Anders zochten ze ruzie.
Er werden nooit veel mensen naar het Dwalingenwerk gestuurd, ook geen volleerde soldaten. De Regering wilde dat niet. Dwalingen waren te gevaarlijk.
Onze Regering zorgde erg goed voor haar burgers. Ze hield iedereen goed in de gaten zodat ontspoorde inwoners niemand kwaad konden doen. Ik vond persoonlijk dat er niet zoveel ontspoorde burgers waren en verdacht onze lieve leiders ervan ons gewoon te willen bespioneren en te controleren.
Helaas hadden verantwoordelijke volwassenen altijd verantwoordelijke, veilige antwoorden. Dingen als: ‘Er lijken zo weinig Dwalingen te zijn omdat de Regering ze allemaal uit de samenleving haalt voor ze ons iets kunnen aandoen. Voor wij het echt merken.’
Soms had ik net zo’n bloedhekel aan volwassenen als aan maandagochtenden voor het douchen.
Mijn vader was een verantwoordelijke volwassene. En wonder boven wonder… Mijn moeder absoluut níét. Ik was gek op allebei mijn ouders, maar had om deze reden een speciale ‘klik’ met mijn moeder. Misschien omdat we zo belachelijk veel op elkaar leken. Ze was net als ik een beetje rebels, maar perfecter. Ze leek onaantastbaar. Dat kon je over mij niet zeggen.
‘Maeve Salva,’ zei meneer Woole. Hij haalde me ermee uit mijn gedachten.
Laat het iets simpels zijn, alsjeblieft! Ik verafschuwde mezelf om de keuze voor deze opleiding. De stage maakte het er allemaal niet beter op. Ik hoopte eigenlijk op defensie, omdat er geen Dwalingen bij kwamen kijken die ik pijn kon doen.
Helaas, mijn leven was niet makkelijk. Dus waarom zou de stage het dan wel moeten zijn? Dat was vast wat de school had gedacht.
‘Dwalingenwerk. Blijf als de bel gaat straks even hier, Maeve, dan krijg jij je opdracht alvast. Deze vereist wat extra tijd om vragen te stellen.’
‘Natuurlijk, meneer,’ mompelde ik.
Reageer (9)
Wauw, ik vind je schrijfstijl en manier waarop je je personage neerzet echt geweldig. Ik ben er echt heel erg van onder de indruk!
1 decennium geledenIk heb niet met een bèta blik gelezen en dus niet op foutjes gelet.Foutjes zijn verbeterd, als het goed is. Bedankt voor de hulp
1 decennium geledenLeuk begin.
1 decennium geledenJe zei zelf dat we foutjes moesten melden, ik heb er 2 gevonden. Je mist een spatie bij 'was mijn broertje, Camren.' De spatie tussen de komma en Camren is weg, en je hebt al in plaats van als geschreven in diezelfde regel
Je hebt een aparte schrijfstijl, met dat 'filosofische', maar dat maakt het verhaal juist leuk ^^ ; tof begin!
en moest net al ik naar school. --> net als ik
Na de autorit haatte mikmaandag al stukken minder --> haatte ik maandag al
; Ik had er zelf ook last van --> 'Ik had er zelf...