Mijn ogen waren verblind van woede en tranen. Een nog nooit gekende kracht nam me mee naar.. ik had helemaal geen idee waar ik mezelf naartoe bracht. Het maakte mij allemaal niet uit. Ik wilde weg. Weg van Venon, weg van de herinneringen, weg uit Berlijn. Vooreeuwig verdwijnen uit deze troep. Maar eerst wilde ik eens wat mensen laten weten wat ik van hen dacht.
Even kwam er in mij op dat ik liever thuis was bij Silver dan, hier. Met trillende ledenmaten bekeek ik van een afstand de hekken van zeker drieëneenhalve meter hoog en eindeloos lang. Om de tien meter stond er een wachttoren. Zoeklichten scanden het open veld. Ik had mezelf verborgen achter een muur die als enige overeind was gebleven. Er zat een gat in, wat me de gelegenheid gaf om te kijken zonder gepakt te worden. Achter de hekken bestond het alleen maar uit beton. De bunkers. Een massief ijzeren poort van drie bij twee stond in het midden. Sterk bewaakt door camera’s en door de torenwachters aan de hekken. De deur bestond uit drie delen. De deur aan mijn kant, schoof naar links open, de deur die volgde naar rechts, en de laatste weer naar links. Dit was allemaal uit voorzorg. Als iemand er in probeerde breken, en de bewaking op een mirakelenwijze had ontkomen, moest de nog eerst door die deuren komen. Ze gingen namelijk niet gelijk open. Het bestond uit drie sloten. Wanneer deur één open ging en in het beton verdween, klikte die het slot open van deur twee, zo ook uiteindelijk deur drie. Dit al duurde vijf minuten. De deuren waren zwaar en gingen op een langzaam tempo vooruit.
Met mijn rug veilig tegen het muurtje, zat ik met een gestrekt been en een opgetrokken. Ik sloeg mijn handen om de bereikbare knie heen. Nu ik aan die deuren dacht, leek het me allemaal redelijk onmogelijk. Een diepe zucht, gevolgd met een snik, verliet mijn mond. Ruw veegde ik mijn tranen weg met mijn arm. Zet die Venon eens uit je kop! Nog meer tranen verlieten mijn ooghoeken bij het horen van zijn naam. Hij was het niet waard, niet waard! Mijn gedachte kon me niet bij zinnen brengen. Een wit doek viel terug over mijn ogen en was weer net zo blind van woede als daarvoor.
Nagels doorboorden de ondergrond, zette mij af met een struikel en duwde mij weg van het muurtje. Secondes vertraagde wanneer ik van mijn schuilplaats wegrende. Mijn rug gebogen. Grote stappen. Armen die synchroon met mijn benen meebewogen. Mijn haren in een verwilderd staartje probeerde uit hun gevangenschap te komen. Adem stapelde zich op in mijn gesloten keel. Verbeten onderlip. Tranen die verloren de lucht in werden getrokken. Nagels in mijn handpalmen. Een lichtvlek schoot over het veld, net langs mijn voet. Ik rolde over de grond. Trok mezelf verder over de grond. De ene arm zette zich af na de andere. Schoenen schraapten stukken grond weg bij elke beweging. Haren in de mond. Gehijg maakten mijn eigen oren doof. Nagels dieper in de zwarte aarde, dwong mezelf om verder te gaan. Zweet parelde als een waterval langs mijn gezicht. Woede kookte door mijn aderen. Geen weg meer terug.
Gehurkt stond ik tegen het hek gedrukt, keek omhoog naar de wachttoren. Mijn borstkast barste bijna open door mijn hammerend hart. Mijn vingers haakten zich aan het hekwerk vast. De punten van mijn schoenen stak ik er zo ver mogelijk in. De schaduw van de toren trok over mijn lichaam heen, maakte mij onzichtbaar, zo klauterde ik omhoog richting de wachters. Net onder het zicht stopte ik. Ik nam een grote teug adem en dacht aan mijn ouders. Tranen voor hen.
Met een sprong rolde ik de toren in. Stak gelijk mijn been uit om de eerste wachter onderuit te halen. Greep de knuppel die aan zijn riem geklikt zat en sloeg met een pirouette de andere wachter vol tegen zijn hoofd.
“Hoe vinden jullie het om kansloos neergeslagen te worden?!”¯ gilde ik furieus en deelde de gevloerde wachter een klap uit tegen zijn knie. Hij schreeuwde het uit en greep ernaar. Met zijn lichaam in een foetushouding gaf ik nog een ram tegen zijn gekromde rug. “Schamen, dat moeten jullie doen. Je diep schamen!”¯ Nog een ferme zwieper, dit keer tegen zijn achterhoofd. Tranen rolden steeds sneller uit mijn ogen.
“Nee!”¯ Ik was de andere wachter even vergeten en voelde zijn sterke armen rond mijn middel, mijn armen er ook in opgesloten. De knuppel viel uit mijn hand. Roekeloos begon ik te trappen met mijn voeten en raakte een paar keer zijn benen. Mijn eigen benen haalde ik beide omhoog om ze tegelijk met volle kracht naar achteren te gooien. Zijn schenen kregen er goed van langs. Ik schoot los en belandde op mijn knieën, greep gelijk de knuppel die op de grond lag. Pijnlijk strompelde ik naar een hoek van de ruimte en peilde de situatie. De eerste wachter die ik had gevloerd, probeerde het bloed van zijn achterhoofd te stelpen, en de wachter die mij net nog in de houdgreep had, stond voorovergebogen met zijn handen rond zijn schenen.
Ik hijgde diep in- en uit, probeerde mijn woede onder controle te krijgen, maar die leek nog lang niet te vrede te zijn. Dood stond er op hun voorhoofden gegraveerd. Helvuur brandde mijn ogen uit. Mijn bloed borrelde het kookpunt voorbij. Ik schreeuwde luid en rende op de man met de pijnlijke schenen af. Onverwacht werd ik bij mijn linker enkel gegrepen en viel met volle vaart naar de vloer. De knuppel rolde weeral uit mijn hand. Ik kreunde zachtjes, slaakte vervolgens een gil toen ik naar achter werd getrokken. Mijn nagels zette ik in de houtenvloer, het gaf een krassend geluid.
“Verdomme!”¯ vloekte ik van de pijn toen er een wachter vol op mijn handen stampte. Ik trok ze er onder vandaan en zag het profiel van zijn zool er in staan.
“Jij zit in de problemen.”¯ De man die mijn enkels beet had, sprak op een vies fluisterende toon. Woede ebde weg, een vloedgolf van angst spoelde door mijn lichaam.

Reageer (1)

  • millenniumkind

    OOOOOOOOOOOOOOOOOOOO,
    hier heb ik geen woorden voor zo goed!
    snel verder.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen