Memories
De eerste ochtendstralen kwamen al tussen de bomen door toen ik mij eindelijk weer fit genoeg vulde om op verkenning te gaan. De soep en het lange rusten hadden mijn lichaam weer herstelt, hoewel het nog niet zijn oude kracht had. Rustig kwam ik van de stoel af, terwijl gelijker tijd het tempo van mijn hart opdreef door de opwinding. Hoeveel keer had ik gedroomd dat ik Mairn verliet en de wijde wereld in trok? Om dit land dat Midden Aarde heette te ontdekken. Om eindelijk dwergen, Mensen, Hobbits en Anderen te leren kennen en de talen met hen te spreken die ik zo verwoed had moeten leren van de Ouderen. Om Minas Tirith, Rivendel, de Ijzeren Heuvels en het Fangornwoud in het echt te zien in plaats van in boeken… Dat lag nu allemaal binnenhand bereik. Plotseling onzeker voor wat er zich achter de deur bevond legde ik mijn hand op de deurknop. Onbewust schot me een herinnering te binnen:
“Het beloofde zeer warm te worden en alle kinderen zouden naar het nabij gelegen meer gaan om verkoeling te zoeken. Ik telde 25 Elvenjaren en vond mezelf al heel wat, hoewel ik volgens de Elvenlevenscyclus nog niet in eens in de buurt van meerderjarigheid kwam. Terwijl Finär en ik aan het bekokstoven waren wat we allemaal zouden uitspoken, liep ik in al mijn enthousiasme tegen Alyiar, de meesterhandelself aan.
“No dirweg! Maia” De Oudere hield gesproken zijn hand op z’n borst. Vaag was er pijn in zijn ogen te onderscheiden. “Pas toch op waar je loopt lieve meid” Berouwvol keek ik hem aan, hoewel ik wist dat hij het niet erg vond, want hij had mijn koosnaam gebruikt. “Goheno nin Hîr vuin Alyiar!” sprak ik in de taal van de Elven. ”Ik had u niet gezien, bent u niet te erg geschrokken?” Ik wist dat meester Alyiar vroeger gevochten had tegen de donkere krachten die Midden Aarde teisterden in de Eerste Era en hoewel hij niet gestorven was op het slagveld, had hij wel een lelijke morgulwond overgehouden dicht bij zijn hart die nooit helemaal genezen is en die hem soms nog parten speelde.
“Het gaat wel mijn kind. Er is meer voor nodig om mij klein te krijgen” Glimlachend keek hij mij aan en ik zag de pijn in zijn ogen weggetrekken. Toen pas viel het me op dat hij zijn reiskledij aanhad. “Gaat u terug op reis meester?” vroeg ik uitgelaten. Opeens was ik alles vergeten en eiste dit ene feit mijn hele aandacht op. De oude Elf keek me bedenkelijk aan. “Ja, Ara Maialuthiel en ik weet al wat je gaat vragen. Je weet dat je nog niet mee mag. Misschien later als je ouder bent.” Smekend keek ik hem aan, maar hij had mijn volle naam gebruikt wat betekende dat ik alles uit de kast mocht halen om hem proberen te overtuigen, het zou toch niet lukken. Verslagen liet ik mijn schouders hangen. “Het zij zo meester Alyiar. Ik wens u een voorspoedige reis toe. Maar weet u, ik beloof u: ooit zal ik hier vertrekken en de wijde wereld in gaan en dan zal niets of niemand mij stoppen” De oude man keek me lachend aan, hij had dit eerder gehoord. “Ga dan maar snel naar het meer, zo zal de tijd sneller gaan en voor je het weet is het inderdaad jouw beurt om te gaan” En met die woorden stapte hij rond Finär, die de hele conversatie stilletjes had gevolgd, en liep richting de Ouderenhut. Ik maakte aanstalten om te vertrekken richting het meer toen Alyiar zich omdraaide en zei “Níniatha n'i lû n'i a-govenitham, mina Ara Maialuthiel”
Terug in het heden herhaalde ik die laatste zin. Ik dacht dat ik wist wat die betekende, maar ik had het mis. Pas nu begreep ik ze echt. En met een wenend hart en het hoofd vol herinneringen deed ik de klink naar beneden en stapte de wijde wereld in, precies zoals ik Alyiar al die jaren geleden beloofd had.
“Het beloofde zeer warm te worden en alle kinderen zouden naar het nabij gelegen meer gaan om verkoeling te zoeken. Ik telde 25 Elvenjaren en vond mezelf al heel wat, hoewel ik volgens de Elvenlevenscyclus nog niet in eens in de buurt van meerderjarigheid kwam. Terwijl Finär en ik aan het bekokstoven waren wat we allemaal zouden uitspoken, liep ik in al mijn enthousiasme tegen Alyiar, de meesterhandelself aan.
“No dirweg! Maia”
“Het gaat wel mijn kind. Er is meer voor nodig om mij klein te krijgen” Glimlachend keek hij mij aan en ik zag de pijn in zijn ogen weggetrekken. Toen pas viel het me op dat hij zijn reiskledij aanhad. “Gaat u terug op reis meester?” vroeg ik uitgelaten. Opeens was ik alles vergeten en eiste dit ene feit mijn hele aandacht op. De oude Elf keek me bedenkelijk aan. “Ja, Ara Maialuthiel en ik weet al wat je gaat vragen. Je weet dat je nog niet mee mag. Misschien later als je ouder bent.” Smekend keek ik hem aan, maar hij had mijn volle naam gebruikt wat betekende dat ik alles uit de kast mocht halen om hem proberen te overtuigen, het zou toch niet lukken. Verslagen liet ik mijn schouders hangen. “Het zij zo meester Alyiar. Ik wens u een voorspoedige reis toe. Maar weet u, ik beloof u: ooit zal ik hier vertrekken en de wijde wereld in gaan en dan zal niets of niemand mij stoppen” De oude man keek me lachend aan, hij had dit eerder gehoord. “Ga dan maar snel naar het meer, zo zal de tijd sneller gaan en voor je het weet is het inderdaad jouw beurt om te gaan” En met die woorden stapte hij rond Finär, die de hele conversatie stilletjes had gevolgd, en liep richting de Ouderenhut. Ik maakte aanstalten om te vertrekken richting het meer toen Alyiar zich omdraaide en zei “Níniatha n'i lû n'i a-govenitham, mina Ara Maialuthiel”
Terug in het heden herhaalde ik die laatste zin. Ik dacht dat ik wist wat die betekende, maar ik had het mis. Pas nu begreep ik ze echt. En met een wenend hart en het hoofd vol herinneringen deed ik de klink naar beneden en stapte de wijde wereld in, precies zoals ik Alyiar al die jaren geleden beloofd had.
Reageer (4)
ga please snel door
1 decennium geledenIs mijn abo en een kudo goed genoeg voor een nieuw stukje? x
1 decennium geledenLeuk! Snel verder
1 decennium geledenMooi geschreven ^^ ! En leuk verhaal
1 decennium geleden