Sommige verhalen kun je beter met rust laten.
Sommige geheimen kun je beter vergeten.
Sommige mysteries kunnen beter ongezegd blijven.
Want dit mysterie heeft teveel geleden.

Verlaten. Zo was het lege appartement waar ze vroeger hadden gewoond. In tijden van zelfstandigheid, met de drang om volwassenheid te proeven, de eigen heft in handen te nemen, als twee grote jongens op de punt van hun ontdekkingsreis door het leven.
Een stilte, verstikkend door zijn grootte, omhuld door een donkere deken van spelende schaduwen. De nacht was komen aankloppen. Ze was geen moment te vroeg. Als een dief in de nacht. Letterlijk gebleken. Ze nam alle geheimen met zich mee, voerde het naar de eenzame duisternis die het vreemde, onverklaarbare raadsel diep in haar zakken had verstopt. De plaats had een hele bijzondere verleden. Een hele reeks aan gebeurtenissen. Een geheim. Duister? Magisch? Het lag vooral aan de manier waarop je ertegenaan keek. Sommigen konden erover praten op een manier dat ze er een wonder in zagen, terwijl sommigen er alleen maar afschuwelijke woorden over vuil konden maken. Er scheen een duistere sfeer over de plaats. Een angstaanjagende aanblik. Het mysterie dat er zich verscholen hield. Het had aangrijpend geweest voor de mensen die het hadden ervaren. Sommigen kwamen er levend uit. Vele getuigen konden het bevestigen. Gedesoriënteerd. Getraumatiseerd. Hun advies, vermijd het. Vermijd alles dat zich daar verschuilt. Vermijd de hele buurt, alle dialogen met hen als het gesprekspunt. Vermijd de afgrijselijke waarheden die de plaats zo onbegaanbaar hadden gemaakt.
Appartement 483...

Een meisje. Zo eigenwijs. Vol met moed. Vol met lef dat alleen maar het slechte kon betekenen. Ze besloot tegen alle verwachtingen in het te wagen het onbetreedbare gebied te betreden. Ze was vastbesloten het gruwelijke geheim achter het appartement te vinden. Vastbesloten het verleden te ontrafelen. Haar verstand verzette zich tegen haar gevoel. Haar realistische denkwijze vocht zich met onwijs veel kracht tegen haar nieuwsgierigheid. Maar het overwon niet. De nieuwsgierigheid zat te hoog, te diep gegraven. Ze had te veel verhalen gehoord, te veel mysteries. Ze wilde bewijs. Ze wilde de waarheid.
Ze betrad het grondgebied. Langzaam. Voorzichtig. De hele sfeer klapte om. Het duister leek er veel donkerder, veel dieper te gaan. De moed zakte letterlijk in haar schoen, de angst speelde op. Toch zette ze door. Toch besloot ze dat risico te nemen.
Haar voeten brachten haar automatisch naar het gebouw, klommen de trappen een voor een op, stopten om de paar stappen om een moment te aarzelen. Maar dat ene moment zou niet genoeg zijn om haar van gedachten te doen veranderen.

Een deur ging traag open. Krakend. Piepend. Het bezorgde haar rillingen, kippenvel over haar hele lichaam. Stap voor stap kwam ze vooruit, totdat ze zich in de ruimte begaf.
Ze stond in appartement 483.
Een stille ademhaling. Een razend hart. Trillende handen. Haar hele gevoel sloeg op hol, paniek nam haar over. Een hard geluid weerklonk door de stille ruimte. De deur. Gesloten.
Ze wilde schreeuwen, ze wilde geluid maken. Iets dat haar eruit zou redden. Ze wilde weg. Maar niets lukte haar. Ze bleef er staan, als aan de grond vastgenageld.

“Jij wilde het verleden weten?”

Een zachte stem. Fluisterend. Geheimzinnig. Het galmde door de ruimte, weerkaatste tegen de muren.

“Dan zul je het ook meemaken.”

Een tweede stem. Ruiger. Woedender. De woorden klonken duister, beangstigend. Ze wilde het niet meer. Ze wilde het niet meer weten. Hier pas won haar verstand het van de nieuwsgierigheid. Helaas was het te laat. Veels te laat.

Ze bevond zich ergens anders. In een ruimte. Een lichte ruimte, met bekleding, meubels. Alles wat in een normaal bewoonde appartement hoorde. Ze besefte dat ze in dezelfde ruimte zat. Precies op dezelfde plaats, geen stap verschoven. Ze zag twee jongens voor haar, op de grond. Samen. Armen om elkaar heen geslagen, hun gezichten tegen elkaar aangedrukt. Er liepen tranen over beide wangen, de emoties straalden van ze af. Ze hadden pijn. Geen fysieke pijn. Nee. Inwendige pijn. In het hart. De ene jongen veegde de tranen van de zwartharige jongen weg. Hij keek hem in de ogen. Gehypnotiseerd. Vast in zijn blik. Een voorzichtige aanraking. Een voorzichtige kus. Twee paar lippen. Ze deelden iets magisch. Een wonder. Liefde.

“Zo...”

Een oude man verscheen op de deurpost van de aangrenzende kamer. Hij had een duistere uitstraling over zich heen. Iets slechts. Hij was degene die dit verleden had gesticht.
Hij liep haar straal voorbij, ging voor de twee jongens op de grond staan.

“Het is tijd. Niemand zal jullie komen opzoeken. Niemand zal jullie vinden.”

De blik in zijn ogen vertelde haar wat hij van plan was te doen. Dit was het afschuwelijke mysterie. Dit was het verleden van dit appartement. Het verleden van het gebouw. Dit was wat er al die tijd zich verscholen hield.
De twee jongens op de grond verroerden zich niet, gaven geen enkele teken van angst. Ze waren steviger tegen elkaar aangedrukt, hun lippen op elkaar verzegeld.
Ze voelde een klap in haar maag. De klap die zij ook hadden moeten voelen. Een zwart voorwerp werd in de lucht gehouden, gericht op de jongens.
Ze was er te diep in beland. Ze had nooit het mysterie moeten willen weten. De zwakheid van de mens was dat hij dingen wilde weten, dingen die hij liever niet had geweten zodra hij ze eenmaal wist. Haar risico. Haar fout.

“Nee..”

Het kwam er fluisterend uit. Wanhopig. Smekend om het beeld niet te zien, om het niet te voelen.
De hele scene bevroor. Niemand beweegde zich nog, alleen haar ledematen konden vooruit komen. De man, de jongens, ze waren allemaal als versteend op hun plaats. Geen geluid, geen ademhaling. Trillend liep ze naar de drie standbeelden toe, raakte ze voorzichtig aan om een reactie uit te lokken, om enig teken van leven te krijgen.

“Nu weet je wat er is gebeurd...”

De zachte stem weerklonk weer door de ruimte. De stem die ze als eerste in de donkere ruimte had gehoord, voordat ze in het hele verhaal was beland. Voordat ze deel werd van een afschuwelijk mysterie. Het vervaagde langzaam, zette de hele scene weer in werking. De man bewoog zich weer. De jongens ademden weer. Alles leefde weer, voor dat ene moment.
Ze hoorde een knal. Eén knal. Niet meer, niet minder. Beiden geraakt, in een poging om de kogel voor elkaar op te vangen. Beiden proberend de ander te redden door het eigen leven op te geven. Ze voelde de pijn. Stekend. In hun hart. In haar hart.

“Nee!”

De angstige stem galmde nog na, vond zijn eigen plek, zijn eigen eeuwigheid in het verleden.
Zijn eigen stukje geschiedenis.
Appartement 483.

Reageer (3)

  • Epona

    Brr, scary.

    Alweer geweldig geschreven(H)

    1 decennium geleden
  • Wolowitz

    Wow...

    1 decennium geleden
  • Glambert

    Whaw!

    Ben er gewoon stil van

    Heel erg mooi geschreven <3

    xx C

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen