03
‘Je weet in elk geval hoe je iemand verdrietig moet maken,’ zegt Thomas droog. Hij staat me op te wachten. Zijn ogen staan kil, zijn kaak staat strak. Ik zucht en leg het dossier op de tafel, en leg mijn hoofd tegen het koele glas. Ze huilt. Ik weet niet of het echt is of dat ze een toneelstuk opvoert. Ze speelt het overtuigend. ‘Niet nu, Thomas,’ zeg ik tegen hem. Ik draai me om en probeer zijn blik te ontwijken. 'De chef wil je spreken,’ zegt hij dan. Hij legt een hand op mijn schouder, ik wil zijn hand wegduwen. Iets houd me tegen. Hij kijkt me aan, zijn ogen glijden door me heen, als een mes door boter. ‘Kijk uit met wat je zegt, liefste Anna.’ Hij laat mijn schouder los en verlaat de ruimte. Ik ga zitten op een stoel en leg mijn hoofd op mijn armen. Ik geloof dat het vijf minuten later is als ik op sta en naar de kamer van de chef loop. Ik klop voorzichtig op het raam. ‘Anna!’ roept een luide stem dan. Ik duw de deur open. De chef is een beer van een man. Hij heeft een enorme bierbuik, een zwarte snor en een kaal hoofd. In zijn kamer ruikt het altijd naar rook, sigarenrook. Om eerlijk te zijn, ben ik altijd een beetje bang voor hem geweest. Ondanks zijn bijnaam de ‘walrus’ is. ‘Anna, ga zitten lieve meid.’ Hij wijst naar een stoel. Ik ga er op zitten en kijk hem een beetje bang aan. ‘Anna, eet jij wel genoeg,’ zegt hij terwijl hij me opneemt. Hij schuift meteen een blik met koek naar voren.
‘Ik eet genoeg,’ zeg ik tegen hem. Hij kijkt me even aan en glimlacht dan, en steekt een koekje in zijn eigen mond. ‘Hoe gaat het met jouw zaak?’ vraagt hij. Ik kijk hem aan, ik weet niet waar hij heen wilt. Misschien wil hij wel dat ik er mee ophoud, dat ik het niet kan. Dat ik niet geschikt ben voor dit beroep. ‘Prima.’
‘Zeggen ze wat?’ vraagt hij. Ik weet niet waarom hij deze vragen stelt, hij hoort alles wat wij aan hen vragen. ‘Waarom vraagt u dit? U weet wat ze zeggen. U weet wat ze gezegd hebben, u heeft het bewijsmateriaal. U weet alles.’ Hij glimlacht en zet de koektrommel weg, en hij kijkt me aan. ‘Lieve Anna, ik voel me gevleid. Ik weet inderdaad alles, maar ik weet niet hoe jij er over denkt. Ik weet dat Thomas gelooft dat ze onschuldig zijn. Hoe denk jij erover?’ Een last valt van mijn schouders af. Hij gaat me niet ontslaan, zeg ik tegen mezelf. Hij wil weten hoe jij erover denkt. ‘Ik weet het niet,’ zeg ik tegen hem. ‘Het bewijs is er, maar ik heb het gevoel dat het niet helemaal klopt.’
‘En wat ga jij daar aan doen?’
‘Praten,’ zeg ik aarzelend. Hij schudt zijn hoofd even en legt een hand op die van mij.
‘Nee, beste Anna. Jij gaat onderzoek doen. Onderzoek haar dossier, zodat je haar vragen kan stellen waarop ze antwoord moet geven. Persoonlijke vragen.’ Hij knipoogt naar me en houdt me de koekjes weer voor, ‘Zeker weten geen koekje?’ Ik schud mijn hoofd en sta op. ‘Oh en Anna,’ zegt hij als mijn hand op de klink van de deur ligt, ‘doe rustig aan met Thomas.’ Ik kijk hem even geschrokken aan, voordat ik de deur zacht achter me sluit.
Ik staar naar mijn computerscherm, mijn ogen kunnen elk moment dichtvallen. ‘Wat doe jij nog hier?’ vraagt een bekende stem. Ik draai me niet om, maar begin langzaam alles af te sluiten. ‘Onderzoek,’ zeg ik langzaam, ‘zou jij ook eens moeten doen.’ Hij grijnst en pakt zijn jas van het bureau af. ‘Kan ik je naar huis brengen?’ vraagt hij me. Ik wil nee zeggen, maar bedenk me dan dat we elkaar nog lang gaan zien. ‘Oké,’ zeg ik dan tegen hem. Ik pak mijn tas en trek mijn jas aan. ‘Nooit gedacht dat je dat zou zeggen,’ zegt hij tegen me. Ik haal mijn schouders op en steek mijn handen in mijn zakken, ‘Je zei zelf dat ik aardiger moest doen.’ Hij glimlacht, en ik zie dat hij het meent. ‘Fijn dat je een keer advies van me aanneemt.’
‘Ach,’ zeg ik tegen hem, ‘Je kunt niet altijd de slimste zijn.’ Hij begint te lachen en doet de deur voor me open, ik loop er door heen. Ik kan best aardig tegen hem doen, bedenk ik. Ik kijk hem aan, hij zegt niets. In het maanlicht is hij nog best knap, bedenk ik me. ‘Hoe komt het dat je zo bent geworden?’ vraagt hij me, als we over de straat lopen. ‘Wat?’ Ik kijk hem verbaasd aan.
‘Je wilt niet met iemand binden.’
‘Ik geloof dat ik mijn rol redelijk speelde?’ zeg ik tegen hem. Mijn adem komt naar buiten in witte wolkjes. Ik stop mijn neus wat dieper in mijn sjaal. Hij steekt een sigaret op, en bied mij er ook een aan. Ik schud mijn hoofd, en steek mijn handen diep in mijn zakken. ‘Misschien omdat ik hetzelfde doe,’ zegt hij zachtjes. Ik denk dat ik hem niet goed gehoord heb, want ik kijk op, ‘Jij?’ vraag ik met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Je bent de meest narcistische, arrogante, zelfverzekerde persoon die ik ooit heb gekend.’ Meteen nadat de worden mijn mond hebben verlaten, sla ik mijn handen voor mijn mond, ‘Sorry,’ mompel ik zachtjes. Hij kijkt me aan en neemt bedenkelijk een trek van zijn sigaret. ‘Dit is de tweede keer vandaag dat je verteld hoe je werkelijk over me voelt. Ik geloof niet dat ik hoog in het vaandel sta bij jou.’ Ik zeg niets, zodat ik het niet erger kan maken. Het blijft even stil, mijn hakken en de geluiden van de nacht, is het enige wat we horen. ‘Het spijt me,’ zeg ik tegen hem. Hij kijkt me aan en gooit zijn sigaret op de grond, ‘Maakt niet uit.’
‘Je mag ook best zeggen wat je van mij vindt,’ zeg ik dan. Ik blijf staan, hij ook. Hij kijkt me aan zijn bruine ogen glinsteren, ‘Eerlijk?’ vraagt hij met opgetrokken wenkbrauwen.
‘Ja, we moeten weten waarmee we werken. Als jij eerlijk verteld hoe je over me denkt kan ik eraan werken om het te verbeteren.’ Ik blijf even stil, ‘Zolang jij belooft dat je minder arrogant doet.’
‘Hoe zit het dan met het narcistische en zelfverzekerde?’
‘Als je het arrogante aanpakt wordt je een stuk vriendelijker,’ zeg ik met een grijns. Hij lacht even. ‘Als je eerlijk bent, zeg het maar.’ Ik sluit mijn ogen, zet me schrap voor alles wat gaat komen. Maar hij zegt niets, ik voel alleen zijn handen langs mijn wangen, ‘Anna, je bent de meest perfecte vrouw die ik tegen ben gekomen. Je bent slim, je bent grappig hoewel ik de enige zal zijn die van jouw humor houdt. Anna, de eerste keer dat ik je zag viel ik voor je.’ Ik blijf stil en open mijn ogen. Zijn gezicht is plotseling vlak voor me, ‘Je kunt elke vrouw krijgen,’ zeg ik tegen zijn lippen aan.
‘Behalve jou. Ik weet niet waarom, maar je haat me met elke vezel in je lijf. En ik haat het.’ Ik kijk naar zijn zachte lippen en zet een paar stappen achteruit, tot mijn rug tegen de muur aanbotst. ‘Thomas,’ zeg ik zachtjes. Hij zegt niets maar kijkt me aan, zijn handen strelen mijn haar, en ik kan er niets tegen doen. ‘Is het erg dat ik je leuk vindt?’ vraagt hij me. Ik schud mijn hoofd en duw hem van zich af, ‘Alsjeblieft, Thomas. Je kunt elke vrouw krijgen, neem mij niet.’ Ik draai me om en loop van hem weg. ‘Waarom niet?’ vraagt hij dan, hij houdt mijn bovenarm vast. Ik voel zijn adem tegen mijn huid aan, ‘Ik ben beschadigd, Thomas. Meer dan je ooit zal weten, en er is niemand die deze schade kan lijmen. Ik ben gebroken, in duizenden stukken. Ik kan mezelf nauwelijks staande houden, er is niemand die het ongedaan kan maken. Er is niemand die me kan maken, me bij elkaar kan lijmen.’
Hij blijft stil en legt zijn hand op mijn wang, ‘Dat spijt me, Anna. Maar weet dat ik voor je blijf vechten, totdat je het ziet.’ Ik haal beverig adem, en draai me van zich af. Ik voel dat hij me niet achteraan loopt. Ik kijk niet meer achterom, mijn huid gloeit op de plekken waar hij me heeft aangeraakt. En plotseling druipen er tranen over mijn gezicht.
Reageer (2)
Nee, je hebt het goed, ze twijfelt En de schade zal ook boven water komen, gaat nog wel even duren
1 decennium geledenOehh ze twijfelt of niet? Wel leuk, niet leuk, wel, niet ( Ik kan het ook totaal verkeerd hebben ,, )
1 decennium geledenMaar echt zoo mooi geschreven <3 en ben benieuwd WELKE schade dan