01
‘Vertel wat over je familie,’ eist Thomas, de volgende ochtend. Ik sta tegenover hem, deze keer heb ik de beker koffie die hij me gaf met opluchting gepakt. Met een slaperig hoofd neem ik langzame slokken tot ik de cafeïne zijn werking voel doen. ‘Er valt niet zoveel over mijn familie te vertellen,’ lieg ik tegen hem. Hij ziet het in mijn ogen. Hij ziet de leugen in mijn ogen, ik voel het. Hij laat zijn handen zakken, ‘Het spijt me,’ zegt hij dan. Ik kijk hem verbaasd aan, ik heb hem nog nooit horen zeggen dat het hem spijt. ‘Je bent de eerste.’ We blijven stil en ik blijf van mijn warme koffie nippen. ‘Waarom geef je me elke dag koffie?’ vraag ik hem. Hij kijkt me aan en haalt zijn schouders op. Hij neemt bedenkelijk een slok van zijn koffie, ‘Ooit gehoord van beleefdheden?’ vraagt hij mij. Ik knik en kijk naar de beker in mijn hand, ‘Maar je weet dat ik die van mij elke ochtend in de prullenbak gooi.’
‘Ik ben net een terriër,’ zegt hij dan grijnzend. Ik houd mijn lach binnen, ondanks ik erom moet lachen. Ik mag hem niet, zeg ik in mijn hoofd een paar keer. Het klinkt niet meer overtuigend. ‘Vertel wat over jouw familie,’ zeg ik dan tegen hem. Hij kijkt me aan, zijn vingers beginnen te trillen en ik durf te zweren dat hij opeens niet meer zo zelfverzekerd lijkt. ‘Ik heb geen familie,’ zegt hij dan. Ik frons mijn wenkbrauwen, en kijk hem een lange tijd aan. Zijn bruine ogen staan plots verdrietig, en ik onderdruk een neiging om hem te knuffelen en hem te vertellen dat het goed komt. Ik doe het niet, in plaats daarvan haal ik mijn schouders op, ‘Naar voor je,’ zeg ik. Hij zegt niets, en ik voel me plotseling rot. Rot dat ik zo tegen hem doe, zonder enige reden. ‘Waarom haat je me, Anna?’ vraagt hij me. Ik wrijf over mijn te koude, blote armen, ‘Is het zo duidelijk?’ Hij antwoordt niet en kijkt me alleen maar aan. ‘Blijkbaar wel dus,’ mompel ik, meer tegen mezelf dan tegen hem. ‘Ik haat je niet,’ begin ik langzaam. Hij haalt zijn schouders op en staat op van de tafel, ‘Waarom doe je dan zo,’ zegt hij terwijl hij zijn armen in de lucht gooit. Ik bijt op mijn lip, hij barst uit in emoties, iets waar ik niet van houd. Ik hou niet van emoties, niet als het teveel wordt. ‘Misschien is dat hoe ik ben,’ zeg ik dan. ‘Ik stel mezelf niet open voor anderen, en het spijt me als het overkomt dat ik je haat.’
‘Want je haat me niet.’
‘Ik heb een hekel aan je,’ zeg ik tegen hem. ‘Ik heb een hekel aan de manier waarop je loopt, ik heb een hekel aan je omdat je alles zoveel beter weet dan ik. Ik heb een hekel aan je omdat ik perfect ben en jij niet. Ik heb een hekel aan alle dingen die je doet, hoe klein ze ook zijn, en om eerlijk te zijn, Thomas. Ik heb geen idee waarom.’ Ik laat mijn schouders hangen, ik voel me klein. Ik voel me klein en nietig, zoals ik me altijd voel. Alsof het gewicht van de wereld op me neer kan vallen en me kan verpletteren. ‘Fijn dat je zo eerlijk bent,’ zegt hij dan. Hij lijkt gekwetst te zijn, in zijn altijd vrolijk kijkende ogen glinstert dit keer geen enkel lichtje. ‘Het spijt me,’ zeg ik zachtjes tegen hem. Hij haalt zijn schouders op, ‘Je kunt niet iedereen aardig vinden, Anna.’ Hij laat me achter met een schuldgevoel en een papieren beker koffie.
Reageer (1)
Alweer mooi geschreven!!
1 decennium geledenEn soms zijn lange hoofdstukken niet fijn om te lezen, maar bij dit verhaal valt dat wel mee.
Ik kan me ook echt inleven in Anna, dat betekent dat je echt goed schrijft!
Snel verder xx(dance)