The Beginning 1.8.
De wagen kwam schrapend tot stilstand, te ruw om me tegen te kunnen houden. Ik knalde tegen te wand aan, hoorde zacht 2 meisjes die gemoffelde een gil gaven onder het gewicht van de andere.
Ik had moeten rennen wanneer ik de kans had. De man lag nog steeds bevend op de grond, zijn bebloede hand tegen zijn borst gedrukt. Ze hadden het gehoord. Ze hadden zijn schreeuw gehoord.
Ik probeerde mijn gezicht te verbergen bij het horen van zware voetstappen buiten. Misschien kon ik me net lang genoeg uit het zicht houden. Net lang genoeg om één van hun aan te vallen.
Ik draaide me krampachtig om en duwde m’n lichaam op m’n knieën. Stilte, gevolgd door het zware geluid van touwen die los schoten en de flap aan het uiteinde die zich opende. Het licht priemde naar binnen, tranen prikkend in m’n ogen. Ik duwde m’n gezicht verder weg en probeerde rustig adem te halen. “Wat is er hier aan de hand!”
Ik hoorde enkel een luide kreun. Hij wees naar me, ik kon hun blikken op m’n huid voelen.
De man zonder duim. “Ga jij maar! En geen stommiteiten!”
De wagen schudde door een nieuw gewicht dat lomp omhoog kroop. Ik knelde m’n tanden woest op elkaar, klaar om te schoppen en te bijten als dat nodig was.
Het bleef lang stil. Te lang, te stil.
Ik voelde m’n hart tegen m’n ribben slaan, m’n slapen bonzend van de pijn. Één van de meisjes treurde zacht, een fluister van een gebed hoorbaar in tranen. Een stel grote handen grepen me vast en trokken me overeind, duwde m’n rug tegen de rand aan. Ik perste m’n ogen dicht, maakte me klaar voor de fatale klap. Een ruwe hand streek langs m’n huid heen, zacht; bijna liefkozend.
Walging trok door m’n hele lichaam heen, vlammen van pure angst die langs me heen likte. Tranen stroomden langs m’n wangen weg. Iets zacht veegde ze weg.
Iets in m’n achterhoofd klikte, een teken van herkenning. Ik opende langzaam m’n ogen, voelde hoe alle lucht uit m’n longen werd geduwd. Hij glimlacht voorzichtig zijn, ijzige ogen zacht.
“Cal?” fluisterde ik, meer tranen ontsnappend. De pijn werd heviger, vragen racend door m’n gedachten. Ik schudde m’n hoofd, probeerde te kalmeren. Één van de mannen achter hem schopte tegen het luik aan en wierp een rol tape naar Cal. Hij beet hard in zijn onderlip, bloed stromend langs zijn kin. Het schouwspel trok als een nachtmerrie over me heen. Hij reek voor de tape, trok voor een groot stik en bracht het naar zijn lippen. Hij zag de verwarring in m’n ogen, zijn lach nog steeds ongeschonden om zijn bloedende lippen, een glim van pijn achter zijn altijd zakelijke blik. Voor hij zijn tanden aan de rand zette, drukte hij zijn vingers tegen zijn lippen aan; gaf teken dat ik moest stil zijn. Hij streek het bloed van zijn lippen langs de tape heen, beet een stuk af en duwde het tegen m’n lippen aan. De geur trok m’n neus binnen, de smaak van zijn bloed walgend op mijn lippen. Ik wilde spugen, nog het liefst in zijn gezicht. Ik snakte kwaad vervloeking naar hem, maar al snel bleven ze op m’n tong hangen. De tape plakte niet stevig genoeg. Het bloed.
Hij zag het in mijn ogen, grijnsde breed, streek voor een laatste keer m’n bebloede haar weg en keerde zich weg. De man greep woest Cals nek vast en sleurde hem van de wagen af. Ik keek angstig toe hoe hij tegen de grond aan knalde en een lusteloze schop kreeg in zijn maag. Ze bonden alles terug vast, nadat ze de duimloze man uit de auto hadden gehesen. Alles werd voor even weer rustig, snel haalde ik de tape er weer af en veegde het bloed van m’n wangen weg. De ruimte voelde kleiner aan wetend dat hij zo dichtbij was. Ik trok m’n handen op, duwde m’n tanden hard tegen het touw aan en knaagde.
Er zijn nog geen reacties.