Nieuws voor de klas

'Waar is Hope nou? ' 'Luna weet jij misschien waar Hope blijft?'
Haar klas weet van niks als de leraren deze vragen horen kijken ze allemaal lief naar haar, maar zij weten ook niet wat ze moeten antwoorden.
Tijdens mentoruur vraagt haar mentor meteen aandacht en stilte hij wacht tot Mevrouw Visser binnen is en begint te vertellen: 'Ik heb vandaag al vaak gehoord van leraren dat jullie je afvroegen waar Hope was en dat jullie Luna maar bleven lastigvallen met deze vragen. Sorry Luna hiervoor, maar ik wilde wachten op het juiste moment. Jullie weten allemaal wel dat Hope gisteren en vandaag niet op school was. Hope ligt in het ziekenhuis. Ze begaat allemaal onderzoeken en ze heeft leukemie deze ziekte is verschrikkelijk maar de meeste kinderen overleven het onze sterke Hope waarschijnlijk ook. Hope komt voorlopig niet naar school en met deze rotziekte kunnen we niks anders doen dan haar steunen. Ik wil jullie vragen om iets voor Hope te maken met een leuke herinnering er achter en laten zien dat je er voor haar bent. Ook wil ik dat jullie elkaar helpe, sommige onder jullie hebben het hiermee niet makkelijk. Mevrouw Visser en ik zullen er voor jullie zijn als jullie iemand nodig hebben. Jullie mogen nu allemaal naar huis of hier beginnen met iets maken voor Hope.'
De hele klas blijft zitten en gaat aan het werk voor Hope. Luna vraagt aan haar mentor of ze even mag bellen en dan belt ze Owen.
'Owen...'
'Luna?'
'Ja met mij'
'Wat is er Luun?'
'Mijn klas weet het nu ook nu moeten we iets maken'
'Dat is een mooi gebaar toch?'
'Ja maar ik vind het moeilijk en ik zat na te denken.'
'Waarover?'
'Ik wil graag naar haar toe.'
'Ik zou heel graag meewillen, maar ik ben ziek en dan mag ik niet mee. Ik vind het verschrikkelijk dat ik nu mijn belofte niet na kan komen, maar ik wil haar niet nog zieker maken.'
'Ik begrijp het Owen. Het is goed je bent een schat!'
'Jij ook Luna, neem anders iemand uit je familie mee?'
'Ik neem Milan wel mee mijn broer.'
'Goed idee'
'Ik ga ophangen dag Owen.'
'Dag Luuntje kus.'

'Meneer ik ga naar huis. Ik ga zo met Milan naar Hope.'
'Doe haar de groeten en wens haar veel sterkte. Jij ook sterkte hé meis.'

Ik fiets zo snel als ik kan naar huis en bel Hope's moeder en als alles geregeld is gaan Milan en ik op de scooter naar het ziekenhuis