The Beginning 1.6.
De weg voelde langer.
Ik berekende iedere stap, zette zorgvuldig de ene voet na de andere. M’n blik gleed langs de grond voor me, analyseerde ieder stukje aarde en ontweek alles wat geluid zou kunnen maken.
Een continu geritsel van bladeren zorgden voor een stil geruis in m’n oren.
“Kom op, Zack…”
M’n stem was niet meer dan een fluister, luid genoeg om de wereld even het zwijgen op te leggen. ..
Stilte. Complete stilte.
Ik greep onbewust naar het mes in m’n riem, klemde m’n klamme handen er omheen en wachtte.
Er kwam..... niets.
Onmogelijk.
Ik slikte de angst weg uit m’n keel, mijn gedachtegang luid in m’n achterhoofd.
Vragen stormden door me heen, wachtend op antwoorden die niet zouden komen. Ik moest verder gaan. Ik moest de jongens zoeken. Ik moest….
De geur raakte me een seconde voor ik de rook tussen de bomen heen zag glijden.
Grauwe wolken kropen onheilspellend door de lucht heen en haakten hun klauwen vast aan m’n trui. M’n adem stokte in m’n keel. Ik knipperde verwoed de tranen uit m’n ogen, het was het enige wat ik kon doen om niet door m’n trillende knieën te zakken. Beelden flitsten voor m’n ogen, schreeuwen opnieuw hoorbaar vanuit een vergeten herinnering.
Niet vergeten, verborgen.
Ik wilde terugkeren, wilde me huilend verschuilen tot het weg ging; tot alles weer veilig was, maar mijn benen waren al terug gaan rennen.
Ik snelde naar het punt waar de bomen elkaar raakten en de rookwolk het dichtst was. Met de rand van m’n mouw over m’n mond geslagen, dook ik door het duister.
Tranen stroomden langs m’n wangen, prikten verder in m’n ogen. M’n stem keerde terug.
“Zack? Zack?”
De rook sloot alle lucht af, liet me hoestend en buiten adem achter in een wildernis van grijstinten.
Ik wilde gewoon huilen, “Zack?! Help! Je zou komen! Zack?”
Lomp struikelde ik over m’n eigen voeten, de natuur om me heen dreigend onzichtbaar.
M’n lichaam kromp in elkaar, mijn voeten raakten iets en voor ik kon schreeuwen lach ik vlak tegen de grond, m’n gezicht in de aarde gedrukt. Ik knarste m’n tanden over elkaar, proefde de dorre zandsmaak op m’n tong. De wereld draaide te snel.
“Zack?”
Een stel laarzen hielden voor me halt, een centimeter van m’n gezicht verwijdert. Versteend bleef ik liggen. Zijn adem klonk luid door het gieren van de wind heen. Langzaam probeerde ik achteruit te kruipen, de afstand tussen ons groter te maken zonder dat hij het merkte.
Niet Zack. Niet Zack.
Een lichte beweging in zijn knie en uit het niets, een gierende pijn die zich door mijn hoofd boorde. Met een ruk trok hij me overeind aan men haren. Als duizenden pinnen die zich door mijn schedel naar binnen boorden. Ik gilde, luid genoeg om hem van zijn stuk te brengen. Haar genoeg zodat hij zijn grip verloor.
Ik scharrelde over de aarde, voelde hoe schreeuwende warmte zich over m’n vingertoppen verspreiden. Bloed, Liv! Bloed!
Ik zette het op een lopen, zo ver m’n voeten me dragen konden. Zo snel ik kon. Gewoon lopen.
Een knal. Ik keek achterom. Grote fout! Een boom. Nee, geen boom. Een man. Een andere man. Sterker. Breder.
Ik schreeuwde, “Zack!”
Dan een klap op m’n achterhoofd en alles werd donker.
Er zijn nog geen reacties.