~ 7
Het was een beetje vreemd voor Percy om zich te beseffen dat zijn leven tien keer zo druk was geworden sinds hij was ontslagen. Technisch gezien was hij niet veel langer bezig dan toen hij zijn uren nog in een kantoortje doorbracht, maar de rode draad van zijn dag, die hiervoor netjes uitgestreken en strakgespannen was, leek nu in zijn zak tot een hopeloze knoop gevormd te zijn waar geen spreuk tegenop kon.
Misschien ook wel omdat het niet helemaal legaal was om er allemaal spreuken op af te sturen, want Percy had het akelige vermoeden dat die rode draad inmiddels voor zo'n tachtig procent uit Oliver Wood bestond. De overige twintig procent waren vooral basisbehoeften en een zeldzame kop thee om vijf minuten te ontspannen, maar dan realiseerde hij zich dat zijn suiker nog steeds ergens in Olivers appartement lag en werd hij wederom met iedere slok eraan herinnerd dat zijn flirterige buurman een veel grotere rol was gaan spelen dan hij had gedacht.
Toen Percy slaperig zijn bed uitrolde, was hij slechts half verbaasd toen er een begroeting kwam vanuit de keuken. “Hoi. Lekker geslapen?”
“Goedemorgen,” antwoordde Percy, wrijvend over zijn gezicht. Hij had geslapen als een roosje, maar voelde zich nog steeds een beetje als een versleten, lekke band. Ook moest hij zich weer eens scheren, merkte hij op. “Ik dacht dat je alweer weg zou zijn.”
Oliver wuifde dat antwoord weg. “Mijn melk was over datum, dus besloot ik hier maar te ontbijten.”
Dat leverde een verwarde frons op. “Ik drink nooit melk, dus heb ik het ook nooit in huis.”
“Percy toch. Melk is goed voor elk,” zei Oliver wijs, al ontkrachtte zijn slecht ingehouden lach die inspirerende ondertoon een beetje. “Dat betekent echter wel dat ik een hele zoektocht voor niets heb gehouden. Zullen we samen ontbijten?”
Percy kneep zijn ogen een beetje dicht. “Je hebt in mijn keuken rondgesnuffeld?”
“Ja. Wanneer is de laatste keer dat je boodschappen hebt gedaan? Je hebt niets in huis.”
“Niets wat door zou kunnen gaan voor een ontbijt,” corrigeerde Percy. “Ik was van plan om iets bij het bakkertje om de hoek te gaan halen.”
“Klinkt gezellig. Zullen we gaan?”
Het bleef even stil. Niet alleen omdat Percy het gebruik van het woord 'we' echt niet ontgaan was, maar ook omdat Oliver blijkbaar suggereerde dat Percy in zijn ondergoed over straat zou willen. Dat Oliver nou om zes uur al aangekleed en wel voor de deur had gestaan, had niet betekend dat Percy met hem mee had gedaan. Hij was gewoon weer zijn nest ingedoken (wat overigens zo goed als zijn enige optie was – het begon nu niet alleen langzaam tot hem door te dringen dat hij zonder dat hij het wist deel had uitgemaakt van een incestueuze triorelatie, maar ook dat een handjevol andere exen niet eens heel veel vreemder waren, wat een verrassend vermoeiend effect op hem had). “Misschien moet ik eerst een broek aantrekken.”
“Van mij hoeft het niet,” grijnsde Oliver, met een wenkbrauwwiebel die Percy akelig aan Spencer deed denken. Toch was deze anders. Hij zou bijna willen zeggen dat het gevatter was, maar zodra hij zich probeerde voor te stellen dat zijn laatste ex precies hetzelfde tegen hem gezegd zou hebben, wist hij zeker dat hij Spencer er per direct weer uitgegooid zou hebben.
In dit geval besloot hij er maar gewoon niets van te zeggen. Ze hadden toch plannen om ergens wat te gaan eten; hij kon moeilijk Oliver een bakkerij uitschoppen.
“Tom Fawcett. Klopt het dat ik die naam eerder heb gehoord?”
Percy slikte een hap van zijn croissant door. “Zijn zusje zat bij ons op school.”
“O!” Oliver stak zijn vinger op om te laten zien dat hij het bijna wist, maar de manier waarop hij intens naar het plafond staarde, wees aan dat hij minder wist dan hij wilde. “Susanne, Sharon... ze was een Hufflepuff, toch?”
“Een Ravenclaw,” corrigeerde Percy hem luchtig. “En ze heet Sarah.”
“Tuurlijk, Sarah.” Oliver had duidelijk geen idee dat ze zo heette, maar zijn acteerkunsten waren vermakelijk genoeg om er niets over te willen zeggen. Hij nam een slok koffie en concentreerde zich toen weer op het adres wat hij op een geel memoblaadje had gekrabbeld. “Toch heb ik nooit van Tom gehoord.”
“Tom is...” Percy krabde zijn nek. “Tom mocht niet naar Hogwarts komen.”
Oliver begreep het meteen. “Hij is een Squib.”
“Ja.” Het voelde gênant, misschien zelfs een tikkeltje fout, om zoiets persoonlijks over iemand anders door te vertellen, maar het was wel de enige uitleg die hij te bieden had.
Misschien dat het oncomfortabele gevoel zich op oncomfortabele wijze op zijn gezicht had laten zien, want Oliver hielp het gesprek een iets andere kant op. “Als jullie elkaar niet van school kennen, hoe dan wel?”
“We woonden dicht bij elkaar. Iedere zomer brachten we samen door en van het een kwam het ander. Toen ik voor het Ministerie ging werken, verwaterde het contact. Ik heb geen idee hoeveel hij veranderd is in de afgelopen... wat zal het zijn, veertien jaar?”
Oliver nam de laatste hap toast met bonen die nog op zijn bord lag en veegde daarna zijn mond af met het papieren servetje dat ernaast lag. “Nou, laten we dat dan maar gaan uitzoeken.”
Aarzelend bleef Percy voor de deur staan. In alle vorige keren dat hij een ex had bezocht, had hij het huis weer verlaten met een vreemd, leeg gevoel in zijn maag; hoewel hij het in de meeste gevallen goed begreep waarom de relatie was stukgelopen, was het niet erg fijn om er iedere keer weer aan herinnerd te worden.
Hij kreeg niet veel meer tijd om daarover na te denken, want Oliver klopte al aan. Automatisch speelde hij het aankomende scenario alvast even af, ter voorbereiding; de deur zou opengaan, Tom zou hem een tijdje aankijken, hem misschien wel of niet herkennen, Percy zou zichzelf voorstellen, Tom zou hem een figuurlijk lampje boven zijn hoofd krijgen en daarna was het allemaal maar een kwestie van zijn reactie. In het beste geval zouden ze binnengelaten worden; in het ergste geval werd de deur voor hun neus dichtgeslagen.
De deur ging inderdaad open en het was inderdaad Tom, daar viel niet aan te twijfelen. Hij keek ook een tijdje naar de twee mannen voor hem voordat er (wederom, inderdaad) een kwartje bij hem leek te vallen. Hij knipperde verbaasd.
“Hallo. Ben jij niet Oliver Wood?”
Percy en Oliver keken elkaar kort met een vragende blik aan, voordat Oliver verward naar hem glimlachte. “Ja, inderdaad. Sorry, wij zijn hier eigenlijk vooral voor Percy – ik kan me niet herinneren dat wij ooit...”
“We kennen elkaar niet,” onderbrak Tom hem. “Ik ben altijd al een fan geweest van Puddlemere United. Prachtig gespeeld, afgelopen maand.”
Oliver leek dat compliment niet verwacht te hebben, maar hij nam het hartelijk in ontvangst, voordat een subtiele elleboogstoot van zijn linkerkant hem er weer aan herinnerde dat ze daarvoor niet gekomen waren. “Ken je toevallig Percy nog, Percy Weasley?”
Tom keek Percy lang aan, terwijl deze wachtte tot een ander kwartje zou vallen. Die kwam niet. “Nee, sorry. Kennen wij elkaar al lang?”
Percy voelde een vreemde knoop in zijn maag ontstaan. “We waren samen toen we zeventien waren,” probeerde hij hem er nog aan te herinneren, maar hij wist dat deze wederontmoeting al zo de mist in was gegaan, dat het weinig zin meer had.
Dat klopte. Toms uitdrukking ging van verward naar oprecht van slag. Een diepe frons verscheen op zijn gezicht. “O, shit. Het spijt me.”
Percy vond de verontschuldiging eigenlijk wel terecht en stond op het punt deze te accepteren, toen Oliver zich er weer mee bemoeide. “Waarom spijt het je?”
“Ik weet daar niets meer van,” antwoordde Tom, met een pijnlijk randje aan zijn stem. “Geloof me alsjeblieft dat het me spijt om je te kwetsen, maar ik weet echt bijna niets meer van wat er voor het ongeluk is gebeurd.”
Nu was het Percy's beurt om vragen te stellen. “Het ongeluk?”
“Blijkbaar heb ik mijn auto total loss gereden nadat ik per ongeluk een gedrogeerd drankje had opgedronken.”
Percy stond met een mond vol tanden. Oliver gelukkig niet. “Jeetje, wat erg.”
Tom haalde zijn schouders op. “Het is moeilijk om zo midden in een leven weer in te springen, zonder herinneringen, maar ik ben allang blij dat de persoon waarvoor het drankje oorspronkelijk bedoeld was van de walgelijke idioot is ontkomen die het op hem of haar gemunt had.”
Oliver knikte en gaf hem een steunende klop op zijn schouder. Toen richtte Tom zich op Percy.
“Waarvoor wilde je me overigens zien?”
“Wij, eh... niets. We waren gewoon in de buurt en ik vroeg me af hoe het met je was.” Plots voelde Percy zich misselijk. Het beeld van een gedrogeerde, bloedende Tom in de resten van wat ooit zijn auto was geweest, was zo echt dat het bijna op een eigen herinnering leek. “Sorry om je te storen. We gaan wel weer.”
Zowel Oliver als Tom leken op het punt te staan om te protesteren, maar om eerlijk te zijn, wilde Percy echt heel, heel graag weg. Al die exen, al dat gedoe, al die echo's van een gebroken hart die weer terugkwamen – het was teveel. Hij had een glas Firewhiskey nodig, of iets anders wat hem kon afleiden.
Even was hij heel, heel erg blij dat zijn geknoopte en verwarrende rode draad voor tachtig procent uit de man naast hem bestond, want de hand die plots op zijn onderrug lag was zeker niet ongewenst, en er anders ook niet geweest. “Misschien komen we later nog een keer langs,” zei Oliver. “Als dit een beetje bezonken is.”
Tom knikte. “Ik begrijp het, echt. Het lijkt me leuk om je wat beter te leren kennen, Percy, als jij daar klaar voor bent.”
Deze glimlachte geruststellend naar hem, maar het was niet iets wat hij had willen horen. Percy kende hem door en door. Ook kende hij zichzelf goed genoeg om te weten dat het opnieuw leren kennen van deze Tom, die eigenlijk niet meer de Tom was waar hij ooit iets mee had gehad, te vermoeiend en misschien zelfs te pijnlijk zou zijn. Mentaal wilde hij ook deze naam doorstrepen, maar om één of andere reden voelde het meer als in het geheel uitgummen.
“Is er iets wat ik kan doen?” vroeg Oliver uiteindelijk, toen ze voor de deuren van hun eigen appartementen stonden. Zijn uitdrukking was ongemakkelijk en het was duidelijk een vraag die hij al de hele tijd had willen stellen, maar toch ook weer niet.
Percy haalde zijn schouders op. “Nee, ik denk het niet.”
Oliver knikte en keek naar zijn voeten. “Hij leek me aardig. Misschien dat als je gewoon wat herinneringen met hem ophaalt –”
“Er valt niets op te halen,” snauwde Percy plots. “Je hoorde hem, hij herinnert zich niets. Hij is niet meer de Tom die ik kende. Punt.”
Oliver stak slechts verdedigend zijn handen in de lucht. “Jouw liefdesleven, niet het mijne. Ik zeg maar wat.”
Percy zuchtte. “Weet je wat? Ik houd het deze dag wel weer voor gezien. Ik zie je morgen waarschijnlijk wel weer. Maak het alsjeblieft wat later, volgende keer.” Hij opende zijn deur en gaf Oliver nog een laatste half-zwaai als afscheid. Hij deed hetzelfde, maar met een niet erg blije uitdrukking op zijn gezicht.
Een uurtje later ging de deurbel en vond Percy een boodschappentas vol met eieren, spek, brood, witte bonen in tomatensaus, worstjes, yoghurt en jus d'orange op zijn mat staan, met daarop een briefje.
Ik moest toch nieuwe melk halen. Cadeautje.
Reageer (5)
Awwww Oliver is veeeeel te lief
1 decennium geledenI know dat die reactie niet meer origineel is, maar ach, dat maakt niet uit
En tom is wel zielig dat hij zich zijn geweldige ex percy niet kan herinneren
En percy is ook zielig! !
Awh, die lieve Oliver. Wat zielig voor Percy...
1 decennium geledenNaw, awesome stukje, maar ik had niets anders van je verwacht!
1 decennium geledenAwh! Oliver is een schatje <3
1 decennium geledenAwh, poor Percy. Oliver is wel lief voor hem.<3
1 decennium geleden