Saving her
Ik loop de school in met mijn broers skateboard onder mijn arm. Ik kijk om me heen of ik mijn vrienden ergens zie. Als dat niet zo is loop ik verder naar mijn kluisje. ‘Chrissy! Help!’ Ik ren in de richting van het geluid. Ik zie een groepje jongens om iets heen staan. Ik loop dichter naar het groepje toe en zie dat ze om Safaa heen staan. Ik duw een paar jongens opzij. ‘Wie denken jullie dat jullie zijn? Je gaat toch geen onschuldig meisje in elkaar slaan?’ De jongens kijken me met opgetrokken wenkbrauwen aan en een van de jongens begint te lachen. ‘Jij vindt het grappig he?’ Ik sla hem in zijn gezicht. ‘Nog steeds grappig? Nee dus ga weg.’ Een van de andere jongens duwt me tegen de muur. ‘Veel woorden, maar wij zijn sterker.’ Ik kijk hem met een dodelijke blik aan. ‘Ik zal je leren dat je je niet met andermans zaken moet bemoeien.’ Hij slaat me hard in mijn gezicht. Ik bijt op mijn lip om mijn tranen niet te laten zien. ‘Chris!’ Ik zucht opgelucht door de stem van Jeremy. De jongens kijken om en lopen snel weg. Ik zie Jeremy, Josh en Dave aankomen rennen. ‘Wat is er gebeurd?’ Ik negeer ze en kniel naast Safaa neer. ‘Safaa gaat het?’ Ze glimlacht zwakjes. ‘Ja hoor. Het zijn maar een paar schrammetjes.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Saaf dat zijn meer dan een paar schrammetjes.’ Ze geeft me een knuffel. ‘Geef me je telefoon.’ Ze kijkt me vragend aan maar geeft me haar telefoon. Ik zoek Zayn’s nummer op en zet het in mijn eigen telefoon. Ik bel hem. ‘Zayn?’ Ik sla mijn arm om Safaa’s schouders heen. ‘Chrissy, ben jij dat? Hoe kom je aan mij nummer?’ Ik rol met mijn ogen. ‘Ja Zayn ik ben het en ik heb het van Safaa. Die jongens hebben haar weer in elkaar geslagen. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik kwam haar wel helpen, maar ik kan haar niet tegen hun beschermen. Ze zijn sterker dan ik Zayn.’ Jeremy, Josh en Dave geven elkaar veelbetekenende blikken. ‘Kom na school hierheen dan verzinnen we wel wat, Oké?’ Ik glimlach. ‘Oké. Bedankt Zayn. Zie je vanmiddag.’ Safaa giechelt. ‘Tot dan.’ Ik hang op en kijk haar vragend aan. ‘Je vind hem leuk.’ Ik trek mijn wenkbrauwen op. ‘Wie?’ Ze grijnst ‘Je vind mijn broer leuk.’ Ik bloos. ‘Niet waar.’ Ze lacht. ‘Welles.’ Ik rol met mijn ogen. ‘Nietes.’ ‘Welles.’ Ik hoor een zucht. ‘Stop.’ We kijken om en schieten in de lach.
Er zijn nog geen reacties.