Hoofdstuk I.IV
Er viel een korte stilte maar hij bleef maar naar haar kijken, alsof hij verwachtte dat ze zou verdwijnen als hij wegkeek. Ze zag eruit alsof ze zo kon vervagen, zo licht, haar blik dwalend. Zij, verdwalend in een glas, in zichzelf, in een stad.
'Nou, als je er zo van overtuigd bent dat ik je tijd waard ben, mag je koffie voor me kopen op weg naar mijn huis, waar ík ga wachten,' zei ze met nadruk, maar een klein glimlachje verspreidde zich over haar gezicht toen hun blikken elkaar weer ontmoetten. 'Ik heb het geld wat ik nog op zak had vergooid door mezelf wat te troosten met drank.'
'Dat dacht ik al,' zei hij, terwijl hij opstond om wat geld uit zijn achterzak te halen om de barman voor zijn eigen drankje te betalen.
Met een lichte zucht dronk ze het laatste slokje van wat er dan ook in haar glas had gezeten en zette het glas neer op het houten blad van de bar, waarna ze zijn voorbeeld volgde en ook opstond. Ze trok haar jas aan maar deed die niet dicht. Hij trok zijn wenkbrauwen op terwijl ze naar buiten liepen. Geen van de anderen bezoekers toonde hen een blik waardig, het was niet ongebruikelijk dat mensen alleen binnenkwamen en samen verlieten.
'Ik zou je jas dicht doen als ik jou was,' zei hij. 'Het regent.'
'Niet,' antwoordde ze simpelweg.
Hij wilde net tegen haar ingaan toen ze naar buiten stapte en het inderdaad niet regende. In plaats daarvan vielen er duizenden zachte, plakkerige sneeuwvlokken naar beneden, op de grond, in haar haar, op zijn jas.
'Het sneeuwt,' vervolgde ze tevreden terwijl ze haar handen in haar zakken stopte en begon te lopen. Hij volgde haar zonder nog wat te zeggen.
Na een paar minuten lopen schoot ze een koffiezaakje in en hij volgde haar. In het heldere, warme licht kon hij haar voor het eerst écht even bekijken. Ze had donkerbruin haar, iets langer dan haar schouders, en de smeltende sneeuwvlokken die daarin verstrikt zaten glinsterden onder lamp.
Ze leek geen neiging te voelen iets te zeggen, leek zich totaal niet opgelaten te voelen en hij besefte dat hij dat eigenlijk ook niet was. Misschien hadden ze daar allebei genoeg voor op, of misschien was dat gewoon niet nodig tussen hen.
Nu moet je niet té hard van stapel lopen, sprak hij zichzelf streng toe terwijl hij hun koffie afrekende en ze met twee dampende, vinger-verbrandende koppen weer naar buiten liepen.
Het was nou niet bepaald minder gaan sneeuwen en in het licht van de straatlantaarns zag alles er een beetje mysterieuzer uit dan daarstraks. Ze liepen zij aan zij over de straten, hij volgde haar zonder aarzeling. Misschien moest hij zich tegen deze tijd maar eens afvragen of zíj geen seriemoordenaar was die haar nu ontzettend slim naar huis lokte.
Ze telde haar passen. Ze wist precies hoe ver het lopen was van de metrohalte naar haar huis, van haar huis naar het koffiezaakje. Ze was te vaak alleen om daar geen aandacht aan te besteden, zo leek het. Af en toe wierp ze een korte, zo onopvallend mogelijke blik op de jongen naast haar. In haar hoofd bleef ze zichzelf de vraag stellen waar ze mee bezig was, waarom ze deze jongen naar haar huis bracht, waarom, waarom, waarom... Maar het leek wazigheid te sneeuwen in haar hoofd en haar vingers verbranden om de beker, en ze kon zich slechts daarop concentreren. Dat leek zo veel simpeler.
Ze stopte abrupt bij een deur. Er grensde een klein boekwinkeltje aan en ze keek even naar de poort die eigenlijk tot haar warme huis zou moeten leiden, haar safe haven. Niet dat het zo echt voelde. Het voelde meer als een plek waar ze naartoe kon vluchten als het nodig was, en dat bleek jammer genoeg maar al te vaak zo te zijn.
Even bleef ze stil staan en toen ging ze zitten onder het kleine afdakje, op de drempel, met haar rug tegen de muur. Het was breed genoeg voor hem om erbij te komen zitten, en hij volgde haar voorbeeld zonder wat te zeggen. Hun benen zaten elkaar een beetje in de weg, maar het paste.
'Ga je hier echt bij me blijven zitten?' vroeg ze. Haar stem klonk niet meer geamuseerd en er stond geen glimlach meer op haar gezicht.
'Waarschijnlijk wel, ja,' antwoordde hij, evenzo serieus.
'Je zou ook gewoon naar huis kunnen gaan en daar warm zitten,' suggereerde ze voorzichtig.
'Als jij mee gaat, dan zou dat inderdaad kunnen,' antwoordde hij vanachter zijn koffie.
Ze wendde haar blik af en probeerde niet te glimlachen. 'Het is best wel een beetje creepy als je hier blijft.'
Hij knikte instemmend. 'Zeker weten.'
De glimlach was niet meer te stoppen en toen ze weer opkeek zag ze dat ook zijn lippen een lachje hadden gevormd.
'Oké dan,' zei ze, langzaam knikkend.
Reageer (1)
Omg, Ze Gaat Toch Niet Echt Met Hem Naar Huis?!
1 decennium geledenDus Wel.
Ik moet Weten Hoe Het Verder Gaat.
Dus...
VERDER!!!