Terug in de toren
Stof beet in haar ogen. Grijze schaafwonden kropen over haar armen. Het was het totaal waard geweest. Natuurlijk was het niet slim geweest wat zij zei. Maar ze kon het niet laten. Die griezels mochten heus wel weten dat zij het niet pikte. Nu zij wist dat zij de dromenkoningin was, was haar zelfvertrouwen de lucht in gerezen. Zij had de macht over dromen. Zij kon hier uit komen. Die doomwezens waren afhankelijk van haar, niet andersom. Zonder haar zouden zij gewoon weer verdwijnen. De poorten stonden niet ver genoeg open voor Darrin om heel te zijn. Zijn lichaam kon niet geheel tot stof worden zonder haar hulp.
Vol moed zette zij haar vingers tussen de stenen. Een paar keer gaf zij er een flinke ruk aan, naar beneden. Zo testte zij welk effect de zwaartekracht ging hebben op de stenen. Niks gebeurde. De groeven waren stoffig, maar de stenen zaten stevig vast. Voor de zekerheid hing zij er nog een tijdje aan. Met haar voeten stootte zij de muur van zich van. Het leek er op dat alles inderdaad letterlijk muur vast zat. Ze liet los en klopte haar handen af. Dat stof kon wel verradelijk worden. Maar het licht daar boven scheen bemoedigend. Als zij er ooit uit ging komen, moest zij niet langer wachten. Ieder uur nam haar honger toe, haar krachten namen af. De verleiding om een "volwassen aardling" te worden nam toe, ondanks dat het veel trager ging dan meneer Le Fay voor ogen had. Een gekookt dierenhart zou zij misschien wel eten nu. Mensenharten, dat ging weer veel te ver. Al zeker die van haar vrienden.
En trouwen, bah, gatver. Zelfs dat zou zij nog niet willen. Maakt niet uit wat er tegenover zou staan. Dus, ze was er klaar mee. Dit keer ging het haar lukken, net als alle andere keren. Ze zou ontsnappen.
Haar hart bonsde op en neer. Bloed stroomde naar haar benen. Vingers klemden zich vast. Haar voeten kropen omhoog. Langzaam kwam het licht dichterbij. Denise voelde de maanlichtstralen haar raken. Spoedig vouwden zij zich om haar heen in een omhelzing. Ze hoorde de uilen, rook de buitenlucht. Het was zo dichtbij, ze kon het vast grijpen. Als zij zich wat meer uit strekte... te vroeg, er waren nog tig stenen die beklommen moesten worden. Een voor een brachten zij haar dichterbij. Harder en harder klopte haar hart. Snel vervangde schone lucht het stof in haar longen. Haar nagels spleten, haar schaafwonden spatten open. Niks van dit alles was voelbaar. Tot het moment dat zij weg glipte. Venederend schoot het steen weer omhoog langs haar armen. Ze vloog onderuit. Plots stopte het. Haar voeten hadden zich weer stevig ingeboord. Het was een tegenslag die te overwinnen was. Vijftien stenen, dat waren er minder dan dat zij beklommen had. Het zou wel opnieuw lukken.
Haar vel barstte open. Bloed gaf de grijze stenen kleur. Zweet droop langs haar gezicht naar beneden. Maar het hinderde niet.
Darrin. Dat had niet moeten gebeuren. Ze keek van hem naar het raam. Zou het nog kunnen lukken? Ze hield haar adem in. Misschien zag hij in dit licht niet waar zij zag. Denise mocht dan wel niet meer op haar plek zijn, maar waar zij dan wel was hoefde hij niet te weten. Het zou goed uit komen als hij een ontsnappingspoging aan gaf en het bos in verdween. Stel dat hij de deur open liet, kon zij heel makkelijk naar buiten. Zonder verder te hoeven klimmen. Alleen naar beneden komen was immiddels ook een behoorlijke tocht geworden. Echt goed omlaag kijken lukte niet. Liever zou zij niet vallen. Misschien kon zij alsnog het beste voor het raam gaan en dan buiten om weer naar binnen. Het lukte de eerste keer. Dan minder klunzig de anderen bevrijden en tadaa! Alles liep weer goed.
Die kans had er in gezeten, als Darrin nu niet om hoog keek. Denise drukte haarzelf plat tegen de stenen. Stof van tussen de stenen kroop in haar neus, zonder dat zij uberhaupt ademde.
'Alsjeblieft ga weg', wenste Denise in zich zelf. Meer stof kietelde haar neusgaten. 'Hatsjoe!'
Het galmde door de hele toren.
'Wat doe jij daar?', bromde Darrin; 'Kom naar beneden!'
'Nee', dacht Denise terwijl zij haar hoofd weer naar boven richtte. Nog maar een klein stukje. Darrin kon doen wat hij wilde, hij zou nooit op tijd bij haar zijn.
De toren begon te trillen. Stenen vielen uit. Beschermend groef Denise haar hoofd tussen haar schouders. De stenen bulderden over haar heen zonder enig effect. Zo snel als haar kapotte handen aan konden, trokken zij haar omhoog.
De steen werd zacht. Gruis brokkelde af. Of het nou door het stof kwam of niet, de stenen leken gladder. Haar vingers kregen geen grip. De muur was volledig glad geworden. Ook de houvast die haar voeten hadden verminderde in noodtempo. Ze hield het niet langer, ze viel. Terug langs de stenen die zij met zoveel moed en pijn beklommen had. Alles was voor niks geweest. En nu denderde de grond op haar af, klaar om haar te verpletteren. Er viel niks meer aan te doen. Ze was verloren, definitief.
Er zijn nog geen reacties.