3. Fire
Bill
Ik keek toe hoe het uitzicht wegtrok wanneer de auto startte. Een zucht. In de auto was het altijd stil. Ik maakte er altijd huiswerk. Lena was doodstil… Dood. Ik was dit leven nog niet gewend. Alles was zo anders. Zo dood. De uren waarin ik gewend was te slapen waren dubbel zo lang. Ja, ik had nog geprobeerd te slapen. Het lukte niet. Totaal niet. Zelf geen dutje. Niet eens het moment dat je droomt dat je aan het lopen bent en opeens valt. Niks. Achteraf bekeken had ik liever willen sterven. Maakt niet uit wat voor een lijdensweg ik tegemoet ging. Wiskunde. Alweer een zucht. Het lukt wel aardig goed, dat wel. Graag had ik nog even bij Tom gebleven. Dat was toch zijn naam? Tom? Ik denk van wel. Kort maar krachtig. En mooi… Ik zou zo graag mijn ogen sluiten en wakker worden wanneer we bij het huis aankwamen. Ik kon er enkel nog maar om wensen.
We hadden een groot huis. Enkel voor ons vieren. Mijn adoptieouders, Lena en ik. Mijn zus had al direct contact met onze nieuwe familie. Ze kon zich zo snel aanpassen… Ik niet. Ik zat veel in de tuin. Achter in de tuin. In de sneeuw. Ik kon toch geen koude voelen. Ik was zelf zo koud als ijs. Ik zou hier met gemak naakt in de tuin kunnen liggen. Nadenken, dat was mijn nieuwe hobby. Nadenken, zingen en piano spelen. Mijn aansteker viel uit mijn broekzak wanneer ik opstond. Ik ontstak hem, liet een vlam tevoorschijn komen. Het deed me denken aan Tom. Hij zag eruit als de zon die door de donkere wolken breekt. Warm zoals deze vlam.
Ik miste zelfs de uren wanneer er normaal gezien gegeten werd, ook al at ik nooit veel. Die waren er niet. Behalve… Onze nieuwe ouders zouden ons mee uit eten nemen naar de rest van de familie. Ze schenen een immense stamboom te hebben. Ik keek er niet naar uit, eerlijk gezegd. Nee. Het boeide me niet. Dit nieuwe leven boeide me niet. Ik durfde niet te wenen. Ik was bang dat mijn tranen zouden bevriezen nog voor ze mijn gezicht zouden verlaten.
Er speelden allerlei dingen in mijn hoofd af. Mijn laatste momenten. Ik kon Tom niet loslaten van mijn gedachten. De vlam. Sinds vandaag zou ik jou altijd herinneren als deze vlam. Helemaal in de ban van het vuur, raakte ik het aan. Ik trok mijn hand snel weg. Het brandde. Natuurlijk brandde het maar… Ik liet de vlam weer tevoorschijn komen en bracht de vlam naar mijn onderarm. Het deed verschrikkelijk veel pijn maar de pijn die dit leven me bracht, was tien keer zo erg. Ik verbrandde mijn witte huid, de haren die op mijn arm stonden. “Hmpf.” Het begon me echt pijn te doen maar ik kon me tenminste op iets focussen, en nog geen moment later viel ik flauw. Eindelijk zat ik dichter bij slaap sinds mijn bijna-doodervaring.
Ik keek toe hoe het uitzicht wegtrok wanneer de auto startte. Een zucht. In de auto was het altijd stil. Ik maakte er altijd huiswerk. Lena was doodstil… Dood. Ik was dit leven nog niet gewend. Alles was zo anders. Zo dood. De uren waarin ik gewend was te slapen waren dubbel zo lang. Ja, ik had nog geprobeerd te slapen. Het lukte niet. Totaal niet. Zelf geen dutje. Niet eens het moment dat je droomt dat je aan het lopen bent en opeens valt. Niks. Achteraf bekeken had ik liever willen sterven. Maakt niet uit wat voor een lijdensweg ik tegemoet ging. Wiskunde. Alweer een zucht. Het lukt wel aardig goed, dat wel. Graag had ik nog even bij Tom gebleven. Dat was toch zijn naam? Tom? Ik denk van wel. Kort maar krachtig. En mooi… Ik zou zo graag mijn ogen sluiten en wakker worden wanneer we bij het huis aankwamen. Ik kon er enkel nog maar om wensen.
We hadden een groot huis. Enkel voor ons vieren. Mijn adoptieouders, Lena en ik. Mijn zus had al direct contact met onze nieuwe familie. Ze kon zich zo snel aanpassen… Ik niet. Ik zat veel in de tuin. Achter in de tuin. In de sneeuw. Ik kon toch geen koude voelen. Ik was zelf zo koud als ijs. Ik zou hier met gemak naakt in de tuin kunnen liggen. Nadenken, dat was mijn nieuwe hobby. Nadenken, zingen en piano spelen. Mijn aansteker viel uit mijn broekzak wanneer ik opstond. Ik ontstak hem, liet een vlam tevoorschijn komen. Het deed me denken aan Tom. Hij zag eruit als de zon die door de donkere wolken breekt. Warm zoals deze vlam.
Ik miste zelfs de uren wanneer er normaal gezien gegeten werd, ook al at ik nooit veel. Die waren er niet. Behalve… Onze nieuwe ouders zouden ons mee uit eten nemen naar de rest van de familie. Ze schenen een immense stamboom te hebben. Ik keek er niet naar uit, eerlijk gezegd. Nee. Het boeide me niet. Dit nieuwe leven boeide me niet. Ik durfde niet te wenen. Ik was bang dat mijn tranen zouden bevriezen nog voor ze mijn gezicht zouden verlaten.
Er speelden allerlei dingen in mijn hoofd af. Mijn laatste momenten. Ik kon Tom niet loslaten van mijn gedachten. De vlam. Sinds vandaag zou ik jou altijd herinneren als deze vlam. Helemaal in de ban van het vuur, raakte ik het aan. Ik trok mijn hand snel weg. Het brandde. Natuurlijk brandde het maar… Ik liet de vlam weer tevoorschijn komen en bracht de vlam naar mijn onderarm. Het deed verschrikkelijk veel pijn maar de pijn die dit leven me bracht, was tien keer zo erg. Ik verbrandde mijn witte huid, de haren die op mijn arm stonden. “Hmpf.” Het begon me echt pijn te doen maar ik kon me tenminste op iets focussen, en nog geen moment later viel ik flauw. Eindelijk zat ik dichter bij slaap sinds mijn bijna-doodervaring.
Reageer (2)
hartelijk gefeliciteerd met jouw verhaal in de top! eens wat anders dan de eeuwige 1D verhalen
1 decennium geledensnel verder gaan please!!
1 decennium geleden