Ze lag op de grond, haar ooit zo warme lichaam was koud en lag daar maar, in een onnatuurlijke houding. Hij was net thuisgekomen. "Liefje, ik ben thuis," riep hij, omdat hij wist hoe vervelend ze zulke clichématige koosnaampjes vond. Toen ze niet antwoordde, liep hij naar de keuken. Achter zijn rug hield hij het bosje bloemen, die hij op de markt had gekocht.
De bloemen lagen nu verfomfaaid op de vloer. Hijzelf zat in de woonkamer in zijn grote, luie stoel.
Hij kon het niet geloven. Toen hij haar vanmorgen achter had gelaten, was ze diep in slaap geweest. Nu zag ze er net zo uit, maar hij wist dat het niet zo was. Haar ogen waren groot, maar ze knipperde niet, haar ledematen waren stijf geworden en haar pols of hartslag bestonden niet. Haar haar zat in de war. Ze haatte het als haar haar in de war zat. Als dat gebeurde, moest ze het meteen kammen.
Hij hield van haar. Hij hield zo, zoveel van haar. Zij was zijn leven. Niet het saaie baantje op kantoor, niet het hockeyen, dat hij sinds zijn zevende nog steeds deed. Zij. Zij, zij, alleen zij. En nu was hij haar kwijt.
Hij stond op, liep naar de telefoon. “Hallo?” de medewerker aan de telefoon nam na twee keer overgaan op. “Politiebureau Maastricht, waar kan ik u mee helpen?” Hij wachtte heel even, probeerde te bedenken hoe hij het moest formuleren. “Hallo?” de medewerker aan de telefoon vroeg het nog een keer, klonk nu een beetje ongeduldig. “Doctor Steemanslaan 35, Maastricht. Een dode.” Voordat de medewerker aan de telefoon iets kon zeggen, hing hij op.
Hij ging naar boven. De koffer die ze hadden gekocht voor hun reis naar Berlijn stond naast de roodhouten kast, met het prijskaartje er nog aan. Hij begon in te pakken. Drie broeken, vijf overhemden, twee shirts met lange mouwen, sokken, ondergoed. Als laatste pakte hij de foto van hen tweeën van het nachtkastje. Genomen op hun eerste afspraakje, op de kermis. Net voordat hij door een boze dronkenlap in elkaar werd geslagen. Zij bracht hem naar het ziekenhuis.
Nog een laatste blik op haar, veel tijd had hij niet meer. Hij streelde haar gezicht en plantte een kus op haar voorhoofd. Toen sloot hij de deur achter zich dicht en liep het tuinpad af.
Terwijl hij steeds verder van het huis af liep, hoorde hij de sirenes aankomen. Niet dat het veel zin had. Daar werd zij heus niet wakker van.
In zijn zak rinkelde zijn telefoon. Hij keek op het vaag oplichtende schermpje en nam op.
“Is het gelukt?” vroeg de man aan de andere kant van de lijn. Hij knikte, hoewel hij wist dat de man dat niet zou zien.
“Wie is de volgende?”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen