Ik sloot de deur achter me, woorden en herinneringen razend door m’n hoofd. Ik keerde me bijna terug om. Bijna voelde ik de pijn zuiver genoeg om terug te keren en te zeggen dat het me speet. Bijna, zei ik tegen mezelf.
Zijn ogen staarden me aan vanuit de achter kant van m’n gedachten, beoordelend. Koud en hard sinds de dag dat hij zijn vader verloor.
Ik stampte kwaad weg, langs de vuren en door de struiken. “Hoe was het?” schreeuwde Scarlett me na, maar ik wilde niet antwoorden. Ik wilde zuiver kunnen denken.
Ik holde door het vage duister, knalde door de deur en sloeg hem met zo’n klap dicht dat hij schudde in zijn scharnieren. “Ik haat hem!” schreeuwde ik tegen mezelf. Ik schopte tegen m’n bed aan en leunde vermoeid tegen het tafeltje. “Waarom ben ik hier nog?”
Voor het eerst begreep ik waarom Sarah weg wou. Voor eerst begreep ik waarom iedereen weg wou!
Ik viel verslagen neer in de kussens en staarde uit het kleine raampje de nacht in.

Ik rende zo snel ik kon, mijn haren zwiepend tegen m’n wangen. “Stop!”
Mijn voetstappen weerklonken luid tegen de natte bosgrond, als de trommels in het Capitool altijd gedaan hadden. Ritmisch en triomfantelijk. “Ik ben sneller dan jij!” schreeuwde ik.
Ik sloeg een boom om, gleed bijna uit maar kon me nog net recht houden aan een tak.
“Pak me dan!”
Ik keek lachend achter om en bleef verbaasd staan. “Cal? Waar zit je nou?”
Het woud was stil, de wind zacht mee neuriënd met het gezang in mijn hart. “Cal?”
Iets raakte me vlak in de rug, duwde al de lucht uit m’n longen en pinde me neer. Ik probeerde me los te wrikken, maar hij had me te goed vast. “Wat zei je precies,” grijnsde hij. Ik giechelde, probeerde de blos op m’n wangen te verbergen voor hem. “Ik was nog steeds sneller!”
“Ik gaf je een voorsprong!”
Ik schudde m’n hoofd en duwde m’n lippen zo hard mogelijk op elkaar zodat ik niet in lachen zou uit barsten. Hij liet voorzichtig mijn polsen los. “Je bent snel? Waar heb je zo leren rennen?”
Ik voelde hoe trots zich door m’n lichaam verspreide, ”mijn vader!”
Hij knikte enkel, maar ik wist dat hij het begreep. “Wat heeft hij je zo nog geleerd?”
Ik probeerde nonchalant m’n schouders op te halen, maar het feit dat hij nog steeds boven me hing maakt het moeilijk. Een grijns deed m’n lippen opkrullen. Het ene moment zat hij bovenop me, het andere lag hij vlak op de grond, zijn gezicht tegen de aarde gedrukt. “Dat,” fluisterde ik in zijn oren. Ik sprong recht en sprintte alsof m’n leven er van af hing, maar kon nog net zien hoe hij me grijnzend na keek tot ik te ver was om nog in te halen.


Een zachte klop op de deur wekt me uit de gedachtenspinsel . Ik schudde het van me af en mompelde iets wat moest lijken op een ‘kom binnen’.
De deur schoof piepend open en een hoop warrig haar kwam tevoorschijn door de deuropening. “Hoe gaat het met je?”
Ik probeerde overtuigend te glimlachen, “goed! Fantastisch!”
Hij bleef op een veilig afstand staan, zag waarschijnlijk de woede in m’n ogen. “Ik hoorde dat je bij Cal was en…”
Hij zweeg en schuifelde zelfs nog meer naar achter. “Het spijt me, ik ben moe!”
“Ik spreek je morgen dan wel,” mompelde hij geeuwend en trok de deur weer dicht, de stilte zwaar om me heen. Ik krulde mezelf op onder de lakens, voelde hoe m’n wangen door een laag tranen bedekt werd. Nog heel even.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen