Ik fluisterde mezelf rustgevende woorden toe, probeerde m’n hoofd zuiver te houden terwijl ik het huis naderde. De gordijnen waren dicht, een fijne streep licht nog net zichtbaar vanaf de andere kant. M’n vingers zweefden nerveus boven de klink. Ik kon zijn blik al door het hout voelen prikken, zijn lippen tot een strakke lijn geperst. Ik klopte zacht.
Zijn voetstappen weerklonken hard en de deur vloog open, zijn ogen hard en ongerust. Hij leek te ontspannen, “Liv… alles in orde?”
De blik veranderde, vragen duidelijk leesbaar van zijn gezicht. “Mag ik binnen komen?”
Hij zette ongemakkelijk een stap opzij en sloot de deur snel weer achter me, zijn lichaam gespannen. “Sarah is dood…” prevelde ik snel. Hij knikte enkel en gaf een knik naar één van de gammele oude zetels. Hij ging op de rand van z’n bed zitten tegenover me en keek me afwachtend aan. Ik keek bedachtzaam rond. Hij zuchtte luid, “ga verder Liv!”
Ik schrok op van de scherpe rand aan zijn woorden. “Ze wilde vluchten, terug naar het centrum. Ze zou anderen zoeken, op onderzoek gegaan. Ik hield haar tegen. Ze zei dat ze groepen als ons zou zoeken, maar ik…”
Ik keek hem eindelijk aan, maar verloor m’n woorden in m’n keel. Zijn ogen vernauwden zich tot spleetjes, “… je hebt juist gehandeld!”
Ik verslikte me in een snik en veegde snel de ontsnapte tranen weg. Hij glimlachte zwakjes en liet zijn hand door zijn haren glijden. “Oh,” was het enige wat ik over m’n lippen kreeg.
“Thee?”
Ik knikte.
Hij rok zich uit en beende de kleine ruimte door, greep één van de potten uit het deur-loze kastje en blies het stof weg. “Weet je nog je eerste dag in het kamp…”
Ik staarde verbaasd naar zijn rug, twijfelachtig of hij wel wou dat ik echt antwoord gaf. Hij wierp een blik over zijn schouders en schudde lachend zijn hoofd, “je hebt nog steeds diezelfde angstige blik in je ogen. Nog steeds dat kleine meisje!”

Ik duwde de punt van m’n zwarte lakschoentjes in de modder, mijn mooiste bloemen jurkje dansend in de wind. Ze hadden zich allemaal voor me verzameld, Cal vooraan naast zijn vader. De vrouw duwde me naar voor, liet me prijzen door honderden ogen. Ze staarden. Het voelde vreemd. Ongemakkelijk.
“Dit is Liv,” zei ze opgewekt. Ik keek angstig naar haar op, haar bedoelingen peilend. Niemand reageerde, behalve de jongen. Behalve Cal. Hij lachte, gaf een korte knik en ik wist dat alles goed zou komen
.

“Ik ben sterker nu!” mompelde ik hard, de herinnering terug naar de achtergrond duwend. Mijn blik was op de een gat in de houten vloer gericht, alsof alle oplossingen zich daar zouden vormen. Hij nam zijn tijd om te antwoorden. En wanneer zijn woorden eindelijk weerklonken stond hij alweer voor me met een dampende kop in zijn handen. Ik haalde langzaam adem en verplichtte mijn handen om niet meer te trillen. De warmte voelde goed tegen m’n huid. Vertrouwd bijna.
Hij liet zich onderuit zakken in de stoel naast me, zijn blik verdwaald in het hete water. Misschien dacht hij ook terug aan dat moment. De laatste dagen met zijn vader. Voor ik alles verpeste.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen