Hoofdstuk 1
Ik lig hier op mijn bed, denkend aan hem. Wat zou hij nu aan het doen zijn? Zou hij ook aan mij denken? Zou hij hetzelfde voelen voor mij als ik voor hem? Ik neem een blad papier en een pen. Ik begin te schrijven en er komen veel vragen en antwoorden in mij op. Ik schrijf al mijn gevoelens op een leeg, kil A4-blad. Ik begrijp zelf niet goed waarom ik dit doe, maar het geeft me wel een geruststellend gevoel. Ik kan het blad papier al mijn problemen kwijt en het gaat me niet veroordelen. Dat doen vele mensen in mijn omgeving wel. Ze zien hem, ze zien mij, ze zien eigenlijk niets meer dan twee normale mensen, maar waarom hebben mensen zoveel vooroordelen? Dat is ook een vraag die in mij opkomt. En waarom komen niet alle mensen goed overeen? Hoe langer ik er over nadenk, hoe erger ik me de wereld voorstel. Wie kan ik nog vertrouwen, aan wie kan ik mijn gevoelens blootgeven?
Ik stel me niet graag open voor andere mensen, puur uit schrik om weer gekwetst te worden. Ik heb al te veel meegemaakt in mijn jonge leventje. Misschien moet ik mezelf even voorstellen. Ik ben Sofia, een zestienjarig meisje uit Antwerpen. Ik ben stapelverliefd op een jongen van mijn school. Hij brengt mijn hoofd en hart serieus op hol. Hij is volgens mij de ware, die er voor heel mijn leven zal zijn. Ik hou van hem, meer dan ik ook verwacht had. We zien elkaar elke dag op school. Hij knipoogt af en toe naar mij en ik lach verlegen terug. Ik durf niet op hem af te stappen. Hij is zo mooi en populair, hij is vast niet op zoek naar zo’n meisje zoals ik. Misschien kan ik mezelf eens beschrijven. Ik heb lange, bruine haren, die ik meestal in een paardenstaart draag. Ik heb helderblauwe ogen die ik verstop achter een bril. Ik vind mezelf helemaal niet mooi. Ik ben dik. Op papier zijn het drie woorden, maar in het echt hebben die drie stomme, kleine woordjes een grote invloed. Ik ben nu niet bepaald populair bij de jongens. Ik heb één beste vriend, maar die is totaal niet in mij geïnteresseerd. Ik heb nooit veel aandacht van de jongens gekregen. Ze waren altijd bezig met de populaire, mooie meisjes uit mijn klas. Die meisjes hadden meestal geen inhoud en geen hersens. Het zijn domme meisjes die enkel en alleen met hun gat kunnen schudden. Misschien klinkt hier een beetje jaloezie door, ik weet het niet. Misschien wil ik wel graag op hen lijken. Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik wil in het leven. Maar één ding weet ik zeker: ik wil hem!
Ik leg het blad papier vol vragen terug in mijn bureaulade die op slot kan. Daar ligt het blad veilig, daar zal niemand het ooit kunnen vinden. Ik durf met niemand over mijn gevoelens te praten. Niemand weet van zijn bestaan in mijn hart af. Niemand! Ik zou heel graag mijn verhaal met iemand willen delen, maar ik weet niet goed wie ik kan vertrouwen. Ik heb één vriendin, maar ik ben bang voor haar reactie. Ik heb een oudere broer, maar ook bij hem ben ik bang voor de reactie. En mijn ouders kan ik het al helemaal niet vertellen, want zij zouden mij heel hard uitlachen. Hun dochter die stapelverliefd is op een Marokkaanse jongen, nee, dat zouden ze echt absurd vinden. Als ik er zo over nadenk, heb ik niemand tegen wie ik mijn verhaal kan vertellen. Ik moet een nieuwe, beste vriendin zoeken, maar waar vind ik zo iemand? Misschien op mijn school? Nee, daar ben ik te verlegen voor. Misschien op het internet? Een penvriend aan wie ik alles kan vertellen. Ja, dat ga ik doen. Ik zoek een nieuwe, beste vriendin op het internet.
Er zijn nog geen reacties.