Fate 1
Wat vinden jullie er al van?
verder of niet?
Reacties?
Ik opende mijn ogen. Licht stroomde mijn kamer in. Ik zuchtte. Tijd om op te staan. Ik douchte snel en kleedde me om. Ik keek op de klok en zag dat ik bijna te laat was voor de training. Ik sloot mijn ogen en transporteerde naar het trainingsveld.
Glimlachend opende ik mijn ogen. Ik was dol op het gevoel dat mijn krachten me gaven. Ze lieten me sterk voelen en dat is erg uitzonderlijk voor een meisje in deze tijd.
Het was al een week geleden dat ik de jongen had ontmoet. Ik was in de war. Er zaten geen mutanten bij het Verzet. Ik had nog nooit andere mutanten ontmoet buiten het leger om.
‘Attentie!,’ hoorde ik iemand roepen. Ik herkende de stem van mijn commandant Stone. Ik en de rest van mijn peloton gingen in een rij staan en salueerde.
Mijn peloton bestond voornamelijk uit mutanten met uitzondering van de leider van de peloton, hij was een mens. De Regenten, de leiders van de Republiek vertrouwde ons niet genoeg om ons ergens de leiding over te geven. Wij waren alleen goed om te vechten. Om hun te bedienen. Ik haatte het, maar ik kon er niets aan doen.
De commandant gaf ons de opdracht om 30 rondjes te rennen. Ik keek naar de mensen naast me en zag Michael naar me kijken. Ik glimlachte naar hem. Michael was mijn beste en enigste vriend hier. Hij glimlachte. ‘Wie het eerst klaar is,’ zei hij voordat hij er snel van door rende. Ik lachte en zette de achtervolging in. 30 rondjes klinkt misschien wel veel, maar wij mutanten hebben een betere conditie dan mensen en we zijn ook een stuk sneller.
Na de training loop ik met Michael naar de eetzaal. ‘Pfff, jij speelt gewoon vals,’ zei hij. Ik kijk hem lachend aan. ‘Is je ego nu gekwetst?’ vraag ik hem plagend. Hij geeft me een duw en ik lach. ‘Het is heus niet de eerste keer dat ik je verslagen heb hoor,’ zei ik. Hij maakt een brommend geluidje. Michael is de enige persoon hier waar ik vrolijk kan tegen doen. Niet dat ik depressief ben of zo, maar het is hier niet zo’n leuke boel. Bij de eetzaal aangekomen blijf ik staan. ‘Ik ga even een rondje lopen. Ik heb niet zo’n honger,’ zeg ik. Michael knikt en loopt naar binnen.
Doelloos begin ik over de basis te lopen. En zoals elke dag sinds vorige week gaan mijn gedachten naar de mysterieuze jongen. Ik moest hem uit mijn hoofd zetten. Hij was de vijand. Maar ik kon het niet.
Ik kijk voor me naar het hek dat om de basis ligt. We konden hier niet weg. Je zou wel denken waarom we onze krachten niet gebruiken. Mutanten zijn sterker dan mensen. Ik zal het je vertellen: titanium. Ja, daar kunnen we niet tegen. In de buurt van titanium kunnen we onze krachten niet optimaal gebruiken en kunnen ze ons overmeesteren. Titanium is ook nog is zeer dodelijk voor mutanten. We waren soldaten, slaven, voor niets goed. Ik haatte het Republiek, maar ik vocht mee om de burgers te beschermen. Ik wilde wat goeds doen.
Ik dacht aan de jongen. Hij was een mutant en hij was vrij. Ik vroeg me af of ik hem ooit nog een keer zou zien. Ik wreef gefrustreerd over mijn gezicht. Zo mocht ik niet denken. Hij is de vijand, zei ik tegen mezelf. De Republiek en het Verzet zijn al jaren vijanden. De oorlog duurt nu al 25 jaar en hoe die is begonnen? Dat weet niemand meer, maar beide kanten waren te trots om over te geven. Maar sinds wetenschappers van de Republiek het serum hadden gemaakt en de mutanten ontstonden staat de Republiek aan de winnende kant.
Maar als ik aan de jongen denk, zal dit denk ik veranderen. Het Verzet heeft nu ook mutanten aan hun kant. Dit is nog nooit gebeurd. Zo zou de oorlog nooit aan zijn eind komen.
Als ik verder nadenk over de jongen. Denk ik dat ik dit eigenlijk zou moeten rapporteren. Hoe langer ik het zou uitstellen, hoe rampzaliger de gevolgen zullen zijn.
Reageer (2)
Deze story is te goed voor het leven. Je bent echt goed ^3^
1 decennium geledenOnce again, jij schrijft echt goed! Snel verder!
1 decennium geleden