Chapter 1 - Snow Abigail White
"Snoooow!" ik schrik wakker door het horen van mijn eigen naam.
"Ga je nu eindelijk eens uit je bed komen?" haar krijsende stem doet pijn aan mijn oren, zo vroeg in de morgen.
Ik kruip traag uit mijn bed en bekijk mezelf even in de kleine spiegel, die ik in mijn kamertje heb hangen. Een grote spiegel mag ik niet van haar, anders word ik misschien te mooi. Iets wat absoluut niet mag. Mijn haar ligt wat warrig, maar het kan er nog mee door. Ik ga er met mijn hand nog eens door en dan ligt het perfect.
Snel trek ik wat gemakkelijke kleren aan en loop dan naar beneden. In de keuken staat een vrouw door het raam te kijken. Haar lange blonde haren komen tot halverwege haar rug. Het is haar dat altijd prachtig gegolfd is. Op mijn tenen loop ik richting de koelkast en net als ik hem wil opentrekken draait ze zich om.
"Ben je eindelijk uit je bed?" haar stem laat een rilling over mijn lichaam gaan.
Ik neem even adem en draai me om en kijk haar aan.
"Je weet dat je 's morgens niet in de koelkast hoeft te zijn, daar zitten enkel ongezonde dingen in waarvan je dik en lelijk wordt." elke morgen opnieuw krijg ik deze preek te horen.
"Je kan een kom havermoutpap heten, die staat in de kast." Alleen al de gedachten van die havermoutpap laat me walgen. Elke morgen opnieuw krijg ik deze preek en moet ik die vieze troep eten. In het begin vond ik het nog lekker, maar na elf jaar, elke dag hetzelfde te eten, word je dat echt wel beu.
Met kleine pasjes verplaatst de vrouw zich naar de woonkamer. Ze gaat neerzitten op de bank en slaagt haar benen over elkaar wanneer ze de televisie aanzet. Ze is mooi. Dat moet ik toegeven, maar schoonheid is ook het enigste dat telt bij haar. Ze wilt alleen maar mooi zijn.
Zonder ze het merkt haal ik snel een pak koekjes uit de kast en ren het huis uit. In het park,dicht bij ga ik neerzitten. Ik open het pak en eet de koekjes op. Mensen kijken me raar aan als ze me zo zien zitten, maar ik trek er me niets van aan. Het verwonderd me eigenlijk al dat er koekjes in huis waren. Zij zou dat nooit kopen.
Ik sta op en gooi de lege verpakking weg. net als ik wil terug gaan naar huis trilt mijn mobiel in mijn zak. Ik bekijk het berichtje dat ik heb gekregen en merk dat het van haar is.
'Kom je nog terug vandaag? je mag voor mij naar de winkel gaan. wat? naar de winkel gaan? ik? Ze laat me nooit iets alleen doen, laat staan naar de winkel aan..
Met een tevreden glimlach kom ik terug thuis.
"Hier," zegt ze terwijl ze me wat geld geeft en een boodschappenlijstje.
Ik glimlach naar haar en ze geeft een knikje naar buiten.
"Hou het wisselgeld maar" zegt ze poeslief. Opnieuw glimlach ik, maar deze keer wat verbaasder. Dit had ik nooit van haar verwacht.
Opnieuw ga ik naar buiten en voel de heerlijke zon op mijn huid.
Waarom doet ze zo lief tegen me? Waarom werd ze niet woedend omdat ik buiten was zonder haar toestemming? Waarom sloeg ze me niet recht in mijn gezicht toen ik terug thuis kwam?
Ja, zo is ze. De persoon waarmee mijn vader is getrouwd. De persoon die ik dus mijn moeder moet noemen.
Het kreng. Ik haat haar en zal haar ook nooit liefhebben. Zelfs niet als ze me alleen naar de winkel stuurt met haar geld.
Ik neem diep adem en ga de straat op, richting de supermarkt.
Een grote fout, die ik mijn leven voorgoed zal veranderen..
Reageer (1)
I love it. Snel verder
1 decennium geleden