-t-w-i-n-t-i-g- -t-e-k-e-n-s-

Proloog

Het maanlicht weerkaatste op zijn witte huid. Ik keek naar de perfectie van zijn gezicht, en realiseerde me, dat ik nog nooit zoiets moois gezien had. Zijn ogen waren gesloten, alsof hij aan het mediteren was. Ik staarde naar de contouren van zijn gezicht, zijn neus, zijn mond. Alles was perfect.
Toch zei mijn gevoel dat ik weg moest rennen, dat er gevaar was. Ik stond als aan de grond genageld. Ik kon me niet bewegen, ik moest gewoon naar hem kijken.
Toen deed hij zijn ogen open. Er ging een schok door me heen, terwijl ik naar zijn bloedrode ogen keek. Hij grijnsde een perfecte lach.
Binnen één seconde stond hij naast me. Ik verroerde me niet. Zijn donkere haar bewoog door de wind, dezelfde wind die mijn haar bewoog. Een streng van mijn haar kwam in zijn gezicht, hij ademde diep in.
Toen keek hij me aan, zijn ogen waren net twee rode zeeën. Ze weerspiegelden de sterren.
‘Geen geschreeuw, geen gesmeek?’ Zijn stem klonk als muziek, het was het mooiste geluid dat ik ooit gehoord had. Hij streek mijn haar opzij, ik voelde hoe koud zijn huid was. Zijn hand rustte op mijn nek.
Langzaam boog hij zich naar me toe, alsof hij me zou kussen. Ik wist dat hij dat niet zou doen, ik wist dat ik weg moest vluchten.
Maar ik deed het niet.
In plaats daarvan ademde ik zijn zoete geur in, en keek ik naar zijn perfecte lichaam. Hoewel ik doodsbang had moeten zijn, voelde ik totaal geen angst. Het enige wat ik voelde waren zijn koude lippen tegen mijn hals.
Toen voelde ik een pijnsteek, zijn tanden door mijn vel heen. Ik gilde, hoewel er geen geluid uit mijn keel kwam. De pijn was ondragelijk. Ik zakte op mijn knieën, terwijl ik voelde hoe hij mijn bloed naar zich toe zoog. Ik deed mijn ogen dicht.
Toen voelde ik hoe hij zich terugtrok. Ik opende mijn ogen, en zag hoe hij weggeduwd werd door een man. Een man met haar zo zwart als een maanloze nacht.
Maar alles werd wazig, en ik kon me niet concentreren op het gevecht dat bezig was. De martelende pijn die ik voelde nam me helemaal in beslag. Ik wilde niet gered worden, ik wilde dood. Alles beter dan dit.
Toch kon ik niet schreeuwen, niet smeken om me te vermoorden. Vaag hoorde ik hoe er gevochten werd, maar het maakte me niet uit wie er won. Het enige wat uitmaakte was de pijn, die nu van mijn hals, door naar de rest van mijn lichaam stroomde. Als het al mogelijk was, werd de pijn erger. Mijn hart klopte twee keer zo snel.
Hoeveel tijd er was verstreken, wist ik niet. Het hadden minuten kunnen zijn, uren, dagen.
Maar toen werd ik opgepakt. Ik keek omhoog, en zag het gezicht van de man met het zwarte haar. Ik voelde een steek van herkenning, hoewel ik zeker wist dat ik hem nog nooit gezien had. Hij keek me aan, en ik zag mijn pijn weerspiegeld in zijn goudbruine ogen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen