Hoofdstuk 12: Vreemde wezens
15/05/2013. Forks.
Esmé moest ook naar haar werk en daarom was ik nu alleen thuis. Omdat de televisie me begon te vervelen, ging ik maar naar buiten om in het bos rond te lopen. Onderweg zag ik een tak liggen, die half gebogen was. Met mijn goede fantasie kon ik daar gelijk een boog in zien, dus ging ik terug naar huis, met de tak, om te kijken of we nog ergens een stuk elastiek of touw hadden liggen.
Toen ik in de garage aankwam zag ik een stuk touw hangen en pakte die om te kijken of het de goede lengte was. Hij was iets te lang, maar dat maakte niet uit. Ik ging op de motorkap van Emmetts jeep zitten, spande het touw strak tussen de twee uiteindes van de tak en het overgebleven stuk touw trok ik eraf.
Met mijn vinger trok ik het touw naar achteren en liet los. Een lage bas toon klonk vanuit het touw door de garage, wat betekende dat het touw op goede spankracht stond.
Snel liep ik weer naar buiten, met mijn boog als een schoudertas op mijn rug, en ging op zoek naar rechte takken, die ik kon gebruiken als pijlen en al snel had ik een stuk of twintig takken bij elkaar liggen. Ik ging aan de rand van mijn balkon zitten met een scherp mesje en begon het schors van de takken te snijden, zodat de takken mooi recht eruit kwamen te zien. Daarna hakte ik, zo’n tien centimeter vanaf de punt, een soort inham en de punt van de tak maakte ik extra scherp. Een zelf gemaakte pijl en boog set was klaar. Nu moest ik alleen nog maar een koker hebben waar ik de pijlen in kon doen.
Esmé had altijd gezegd dat ik erg creatief was, maar dat dat kwam omdat mijn hersens achterliepen op mijn lichaam. Dat betekend dat mijn hersens, laten we zeggen, nog in de kindertijd zaten terwijl mijn lichaam al in de pubertijd zat. Kinderen zijn altijd het meest creatief en fantasievol. Ze kunnen in hun eentje de mooiste en leukste dingen beleven, terwijl volwassenen dat nooit zouden begrijpen.
Ik liep naar de kamer van Carlisle en Esmé, om te kijken of Esmé nog een lapje stof ergens had liggen. Wonder boven wonder vond ik een oud stukje leer en ging ermee naar beneden waar ik op de keuken tafel al een kartonnen koker had liggen. Met een stukje naald en draad werk had ik het stukje leer strak om de kartonnen koker gespannen en deed er nu de pijlen in. Van een oude leren riem van Jasper, maakte ik een band, waarmee ik de koker om mijn schouder kon hangen.
In de weerspiegeling van het glas in de ruiten, keek ik trots naar mijn werk. Nu moest ik het alleen nog uittesten. Snel liep ik naar buiten en ging diep het bos in, totdat ik bij de top van de waterval was. Daar keek ik in het rond en zocht een mikpunt.
Beneden in het dal lag een grote omgevallen boom te rotten. Een perfect mikpunt, dus pakte ik een pijl, spande die in de boog en richtte op de boom.
Als een speer schoot de pijl uit de boog recht op de boom af. Om mezelf een uitdaging te brengen, sprong ik naar beneden om achter de pijl aan te rennen. Bij de boom aangekomen zat de pijl, nog na trillend, precies door een elvenbankje heen vast in de boom.
Met een zelfingenomen grijns trok ik de pijl uit de boom en keek om me heen om te kijken waar ik eigenlijk was. Ik herkende de plek niet, want ik was er nog nooit geweest, maar er hing ook nergens de geur van mijn familieleden. Zij waren hier dus ook nog nooit geweest. Wel hing er een andere geur die ik niet kon thuisbrengen. Het rook niet echt heel lekker, maar ook weer niet erg vies en tegelijkertijd waren het allemaal verschillende geuren, van verschillende mensen, maar het waren geen mensen, want ik had de geur van mensen al eens geroken en mensen roken heel anders, maar het waren ook geen vampiers, want vampiers hadden ook een andere geur, terwijl ze toch allemaal een andere geur hadden, en deze geuren waren ook zoiets, verschillend maar toch hetzelfde, het was een heel vreemde geur, alsof ik de enige was die hem überhaupt lekker zou kunnen vinden ruiken.
Achter me hoorde ik iets bewegen in het struik gewas. Snel draaide ik me om en keek met half dicht geknepen ogen naar de struiken. Iets groots bewoog daar heen en weer. Hij… zij… het, was groot en … harig? Was het een wolf? Nee daar was het te groot voor. Een beer? Nee te klein. Wat in hemelsnaam is…
Met een luide grom sprong het beest uit de struiken en uit instinctief gedrag sprong ik achteruit en kwam 20 meter verder weer op de grond terecht. Voor me stond een grote, zwarte wolf… achtig… iets… een groot beest. Hij stond rechtop alsof hij me probeerde te intimideren. Dat liet ik niet gebeuren en ik ging snel ook rechtop staan en probeerde mezelf zo groot mogelijk te maken. Niet dat dit veel zin had, want ik kwam met mijn hoofd amper bij zijn onderkaak.
De geur die ik eerder had geroken werd sterker en kwam uit de richting van het dier . Uit nieuwsgierigheid liep ik voorzichtig, stapje voor stapje, zonder mijn blik van het dier af te wenden dichter naar het dier toe. De geur werd inderdaad sterker naarmate ik dichterbij kwam.
Achter het zwarte dier kwamen er meer van dit soort wolven uit het struikgewas. Allemaal grommend, opstandig, met hun kop schuddend en hun blikken gericht op mij. Langzaam maakte ze een kring om me heen. Ze waren met een stuk of zes en bleven rondjes lopen om mij heen. Ook de grote zwarte deed mee. Ik was teveel in Carlisles en Jaspers buurt geweest, die ondertussen doorhad dat ik zelf kon bepalen of ik hem mijn emoties liet bepalen of niet, om me paniekerig te gaan gedragen en daarom bleef ik rustig staan en keek elke wolf, zo besloot ik ze maar te noemen, voor een paar seconden diep in de ogen, om te bepalen wie de alfa van deze roedel was.
Er klonk een zachte maar voor mijn oren och goed verstaanbare grom en opeens stonden alle wolven stil. De grote zwarte wolf kwam uit de cirkel naar me toe. Hij was dus de alfa. Ik draaide mijn hele lichaam naar hem toe en bleef hem strak in de ogen kijken, terwijl hij dichterbij kwam en uiteindelijk op een meter afstand van me stil bleef staan. Langzaam deed hij zijn kop naar voren en hij leek de snuiven of ruiken. Langzaam kwamen één voor één ook de andere wolven in beweging en kwamen ook dichterbij om aan me te ruiken. Het klinkt erg vreemd, maar dat was wel wat ze aan het doen waren. Ik denk dat ze mijn geur probeerde te herkennen of anders kennis mee probeerde te maken. dat doen vampiers ook alleen dan niet zo… opvallend.
De wolven kwamen steeds dichterbij en sommige duwden met hun snuit tegen mijn lichaam. Hun natte neus tegen mijn blote huid kietelde en ik kon een lichte giechel niet onderdrukken.
Gelijk keek de zwarte wolf op. Zijn ogen stonden anders. Geïnteresseerd, denk ik. De andere wolven hielden nu ook op met snuffelen en deden een stapje achteruit. De alfa deed zijn kop naar beneden en legde mijn hand op zijn kop.
‘Kun je me horen?’ Een zware stem ging door mijn hoofd. Van schrik trok ik mijn hand terug.
Reageer (4)
oh wat gaat er nu gebeuren?
1 decennium geledenSnel verder
Snel verder!!
1 decennium geledenSNEL VERDER!!!
1 decennium geledenHaha snel verder
1 decennium geleden