Jowanna Roosendaal.Meisje. 16 jaar.
Jonas Vamerkelt. Jongen. 16 jaar.
Maik Grootenveld. Jongen. 16 jaar.
Gaffie Zonnebloem. Jongen. 15 jaar.
Meneer Vamerkelt. Jongen. 34 jaar.

''Huh, waar ben ik.'' Jonas ligt in het donker in een kamer. Dan komt er iemand aangelopen met iets in zijn handen. Het lijken wel brieven en bloemen. Jonas probeert iets scherper te kijken maar niks hij ziet nog steeds niet goed. Dan word er een kaarsje aangestoken naast zijn bed. Dan ineene gilt de man die de spullen aan het neerleggen was en keek angstig naar Jonas. ''Is dit een grap ofzo'' mompelt de man en hij loopt naar Jonas toe. Hij wil zijn hoofd goed neerleggen. Maar Jonas draait snel zijn hoofd om. De man begint weer te gillen. Kom aan zeg ik heb echt alles gehoord over wat ze zeiden dat ik irritant en alles was en dan ben ik nu eindelijk wakker begint die man alleen maar te gillen, denkt Jonas. ''Oke grapjassen kom maar tevoorschijn en laat de touwtjes nou maar zien. Kan ik nou ook niet normaal de spullen van zijn familie en vrienden brengen?'' Wat touwtjes ik heb geen touwtjes aan men hoofd zitten wat is dit nou weer voor flauwe kul. De man zet snel de spullen goed neer en steekt nog een kleinere kaars aan en gaat weer weg. Jonas slaat de deken van zich af, en kijkt naar de bloemen en kaartjes die de man achter gelaten had. Wat is eigenlijk dat rare gevoel op zijn borst. Hij trekt zijn shirt omhoog. Oei dat zijn lelijke brandplekken, waar had hij die nu vandaan. Hij kan zich niks herrinneren van een brand of iets. Hij pakt een kaartje van het nachtkastje en begint te lezen.

Lieve Jonas.

We gaan je super eg missen jongen.
Maak boven de tijd van je leven.

Rust in vrede.

Kusjes. Je moeder en vader.

Rust in vrede? Oke nu begin ik op de man te lijken. Wat is dit voor een grap dit doe je toch niet als iemand in het ziekenhuis ligt? Dan ben je dus echt vreselijk gestoord. En dan zijn het ook nog mijn ouders die dit briefje hebben gestuurd. Oke even kijken of dit briefje ook over de dood gaat. Jonas pakt het volgende briefje van het nacht kasje af en begint te lezen.

He oude makker.

Ik ga je erg missen, dit allemaal door dat
stomme auto ongeluk.
Ik weet niet wat er mis met je was want ze
zeiden dat je steeds beter werd. Maar dit lijkt
er helemaal niet op.

Rust in vrede.
Maik.

Oke Maik begint dus ook al met deze vreselijke grap. Maar dit verwacht je toch niet en een brief van je ouders dat je dood bent en van je vriend. Ik moet zeker gewoon in zo'n show zitten waarbij de denken dat ze grappig zijn om hem dood te late schrikken. Nou morgen spreek ik ze waarschijnlijk wel hier over. Voor de rest zitten er allemaal briefen bij die van de familie is en van een paar school kinderen. Echt overal staat rust in vrede op. Dit is toch niet normaal als je in het ziekenhuis ligt ga je toch geen briefen sturen met daarop dat ik dood ben. Echt flauw van u hoor. Jonas staat op uit bed en loopt naar de spiegel toe. Hij schrikt van het beeld dat hij in de spiegel ziet. Hij lijkt net echt dood, hij is lijkwit. En de mooie bruine kleur van zijn haren is dof geworden. Zelfs de kleur in zijn ogen ziet er dof uit wat eerst nog heel mooi helder blauw was. Deze gtrap begint echt mijn strot uit te komen. Echt misselijk van hun. Jonas loopt naar de deur toe, maar die zit natuurlijk op slot. Hij loopt naar het raam toe die niet verder dan een kiertje open kan. Hij schreeuwt naar buiten ''ja hoor heel grappig ik ben er met beide armen in getrapt kom nu maar tevoorschijn!'' Geen antwoord terug. Bij de deur is ook niks te horen. Nouja volgens mij was het de bedoeling dat ik morgen pas wakker werd ofzo. Jonas gaat zitten op de stoel in de hoek van zijn kamer. Hij hoort alleen zichzelf ademen en de geluiden van buiten die uit het kiertje van het raam te horen zijn. Jonas staat op en pakt zijn deken en slaat die om zich heen. En trekt zijn knieën bij elkaar. En valt daarna na een paar minuten in slaap. De volgende morgen komt de verpleegster die de kaarsen weg kwam halen de kamer binnen. En keek verbaasd naar het bed omdat Jonas er niet meer in lag. Ze keek de kamer rond en schrok. Ze sloeg haar hand voor haar mond. En ging snel naar buiten. ''Dokter, dokter!'' ''Wat is er Suzanne?'' ''Jonas zit op de stoel met een deken om zich heen hebben jullie hem zo neer gelegd of?'' ''Nee natuurlijk niet we hadden hem in zijn bed gelegd.'' Op dat moment loopt de man die gisteren in de kamer van Jonas was om de spullen daar neer te leggen voorbij Suzanne en de dokter. ''Meneer wacht even zegt de dokter. Jij bent toch gisteren in de kamer van meneer Vamerkelt geweest?'' ''Ja om wat spullen neer te leggen en twee kaarsen aan te steken ja.'' Zegt de man. ''Nou heb jij Jonas gisteren op de stoel neergezet?'' ''Nee, wat is er dan?'' ''Nou ja hij zit nu op de stoel zegt Suzanne.'' ''Dat wil ik zelf zien'' en de man loopt naar de kamer van Jonas, en inderdaad Jonas zit op de stoel in de hoek van de kamer. ''Zie je wel'' zegt Suzanne. ''Ja natuurlijk zie ik het. Wie dat niet ziet is wel een beetje dom. Maar dat raam stond vanacht ook nog niet open'' antwoord de man. ''Dat weet ik echt zeker anders was het ook niet zo bloedheet geweest in de kamer. Maar gisteren bewoog het hoofd van de jongen ook. Ik dacht dat iemand een grap met me aan het uithalen was.'' ''Dat dacht ik gisteren ook,'' horen ze ineens een stem uit de hoek komen. De drie mensen staren verschrikt naar de hoek waar Jonas zit. ''J Jonas?'' Zegt Suzanne aarzelend. ''Ja zo heet ik. Wanneer komen de camera's tevoorschijn en vrienden. Ik vind die briefen namelijk niet zo heel erg leuk staan naast een patient doe in coma lag. En o ja ik heb alles gehoord van wat jullie zeiden over dat ik irritant was en verveldend. Er bestaat ook een prik om mij inderdaad echt dood te maken.'' Eh, ja eh meneer Vamerkelt. H het spijt me'' stamelt de dokter. Suzanne loopt voorzichtig op Jonas af en trekt de deken van hem af. Jonas kijkt haar met een verdrietige en boze blik aan. ''Jonas!" Roept Suzanne verschrikt. Ze pakt zijn pols vast ''Eh, Jonas loop even mee.'' Ze gebaart de dokter dat hij de gang leeg moet maken zodat niemand kan zien wat er hier gebeurt. De dokter loopt naar buiten. ''Mensen willen jullie even weg gaan de moeder van meneer Vamerkelt wil niet dat iemand, haar zoon nu ziet en we moeten hem nu uit de kamer halen om hem naar de anderen te brengen voordat het te erg begint te stinken.'' Alle mensen lopen weg naar de deur waar de dokter naar wijst. Hij doet de gordijnen dicht, en loopt weer terug naar de kamer van Jonas. ''Iedereen is weg Suzanne.'' ''Oke dankjewel. Kom je mee Jonas?'' Vraagt ze. Jonas knikt en loopt gewillig achter Suzanne aan. Ze lopen richting de operatiekamer. ''Ga maar daar even op dat bed liggen en trek je shirt uit.'' Jonas knikt en doet wat hem gevraagd word. Suzanne sluit Jonas aan op de monitor. De hartslag is heel laag maar hij klopt wel weer. ''D dit is een wonder!'' Roept de dokter. Jonas kijkt verbaasd naar de dokter die zo blij is als wat maar kan. ''Maar eh, dokter hoe gaan we dit uitleggen aan zijn familie en vrienden?'' Vraagt Suzanne. ''Nou ja zoals wij hem gevonden hebben en dat hij gewoon weer in leven was.'' ''Dan raken we volgens mij weer een klant kwijt. ''Maar we kunnen moeilijk zeggen dat haar jongen dood is terwijl hij hier gewoon levend zit hoor.'' ''Ja, dat weet ik ook wel maar we moeten wel.'' ''Tja nou ja zeg maar gewoon zoals jij het wou zeggen Suzanne.'' De man stond nog steeds verbaasd naar Jonas te kijken. ''Jij hebt mij vanacht gezien nietwaar jongen?'' ''Ja inderdaad jij bent die man van die rare briefen en die bloemen.'' ''Ja inderdaad maar jij was vanacht dus al levend? Had je niet even wat kunnen zeggen.'' ''Jij schrok je al rot toen ik naar je zat te kijken, als ik wat gezegt had, had jij die nacht op je rug gelegen.'' ''Oke dat is wel waar.'' ''Maar je had minstens een voet of een arm kunnen bewegen. Of nadat ik weg was gegaan het alarm knopje boven je bed in te drukken.'' ''Ik dacht dat dit allemaal een grap was hoor,'' antwoord Jonas een beetje onverontwaardigd. ''Nou we kunnen je nu moeilijk terug brengen naar je kamer dus je moet nu nog even hier blijven zitten.'' ''Oke.'' De dokter loopt naar de balie toe en belt mevrouw Vamerkelt. ''Goedendag weer met mij kunt u zo snel mogelijk hierheen komen. Als je wilt dat het bekent word bellen we ook de cameraploegen wel, er is een wonder gebeurt met u zoon! Hij is weer levend!'' De dokter belt de cameraploegen en vertelt hun ook het fantastiche nieuws. Dan loopt de dokter weer terug en vijf minuten daarna is de moeder van Jonas er. ''O Jonas! Ik ben zo blij dat je nog leeft. O, god heeft mijn gebeden gehoord. En u dokter, u bent een wonder!'' ''Maar eh, mevrouw.'' Jonas gebaart dat het goed is. Dan maakt de dokter er gauw van. ''Dit is mijn taak dit is mijn plicht voor de wereld.'' Maar je hebt mijn zoon tot leven gebracht. Dan komen de cameraploegen naar binnen. Zet meteen die camera aan Luckas dit is zeker fantastich! De journalist begint te praten tegen de camere. ''Mensen dit is geweldig Jonas Vamerkelt is weer levend! Ik weet niet hoe het ze gelukt is maar dit is de allergrootste wonder in de geschiedenis. Hier in het Boston ziekenhuis! Jonas Vamerkelt heb jij zelf nog iets te zeggen?'' Alleen dat ik het niet goed begrijp maar dat ik blij ben dat ik nog leef. Maar eh dokter nog één klein vraagje. Hoe lang heb ik wel niet in coma gelegen?'' ''Vijf maanden jongen je hebt lang in coma gelegen.'' ''Een wonder!''

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen