Mijn woorden waren: Foto's, dode, staarde, controle, hem.

Minimaal 1300 woorden.
Maximaal 3000 woorden.

Hij pakte de sleutel onder de deurmat vandaan en opende daarmee de voordeur. Hij sloot de deur achter zich en snelde zich naar boven.
“Jonathan, ik ben er!”
Zijn stem vulde de stilte op in het huis terwijl er een gelukzalige glimlach op zijn lippen stond. Vandaag waren hij en Jonathan al zeven maanden samen, een hoogtepunt! Morgen zou ook weer een hoogtepunt zijn en die dag daarna ook, want iedere dag samen met zijn ware was een betere dag. De deur van de slaapkamer ging krakend open, zoals elke keer, en hij keek de kamer rond. Zijn ogen bleven rusten op de jongen, hij lag op het bed. Het was te stil in te kamer en de jongen bewoog helemaal niet.
“Jonathan?” kwam er aarzelend uit zijn mond.
Met een paar stappen was hij bij het bed en zat hij op de rand. Zijn ogen gingen wijder staan, zachtjes raakte hij Jonathan aan en hij kwam tot een schokkende ontdekking. Jonathan was ijs- en ijskoud.
“Nee. Nee, nee, nee.”
Ongeloof vulde hem en hij schudde aan de schouders van Jonathan.
“Jonathan, praat tegen me, kom op. Praat, ik ben het, Jason.”
Een brok vormde zich in zijn keel, hij haalde een aantal keer diep adem, maar het maakte niets uit. Hij realiseerde het nog niet goed, maar langzaam kwam het besef. Zijn liefde van zijn leven lag stil voor hem, doodstil. Letterlijk doodstil, want langzaam drong het tot Jason door dat hij niet meer leefde.

Maanden gingen voorbij waarin Jason meer in gedachten was, dan dat hij echt aan het leven was. Zonder Jonathan was het niet meer hetzelfde, hij kon gewoon niet meer normaal functioneren. Vaak had hij zich afgevraagd of het aan hem had gelegen, of hij het had kunnen zien aankomen. Jonathan had zelfmoord gepleegd en slechts een briefje achtergelaten. Gebroken, dat is wat hij voelde toen hij het briefje had gelezen, dat naast het roerloze lichaam van Jonathan had gelegen.
“Verdomme!” schreeuwde hij en hij gaf een trap tegen de bureaustoel in zijn kamer.
Op de grond lagen foto’s van hen samen, waar ze gelukkig leken. Was het allemaal nep? Had Jonathan al die tijd tegen hem gelogen als hij zei dat hij gelukkig was? Waarom? Hij wist het niet. Niets had Jason hier ooit op kunnen voorbereiden en niets zou hem weer bij elkaar kunnen rapen.
“Jason, zou je naar beneden kunnen komen? Mevrouw Jones is zojuist gearriveerd.”
Zijn moeder stond in de deuropening en zag de ravage die hij had aangericht in zijn kamer. Zwijgend kwam hij overeind, liep zijn moeder voorbij en ging naar beneden. Daar trof hij mevrouw Jones aan in de woonkamer. Haar strakke mantelpakje stond haar zoals altijd slecht, ze had totaal geen gevoel voor mode, en haar glimlach leek niet echt.
“Hallo Jason,” sprak ze zacht en vriendelijk.
Hij kon zichzelf nog net tegenhouden om met zijn ogen te rollen, want naast het verdriet dat hij al die tijd voelde, was ergernis een goede nummer twee. Overal waren mensen geweest die met hem wilden praten, die hem zogenaamd steunden, maar hij moest niets van ze hebben. Niemand kon Jonathan terugbrengen of hem de antwoorden geven, dus kon iedereen net zo goed oprotten. Hij nam plaats op de stoel en keek uit het raam. Voor hem hadden deze gesprekken geen zin, maar zijn moeder drong er elke keer op aan.
“Fijn dat je er weer bent, we waren de laatste keer niet echt opgeschoten met de sessie, maar dat kunnen we nu vast wel weer inhalen en zo vooruitgang boeken.”
De woorden gingen aan hem voorbij en hij staarde in het oneindig. Voor zijn ogen speelde weer alles af. Elke keer gebeurde dat weer en elke keer was het even verschrikkelijk. Ondanks dat hij niet reageerde, praatte ze verder.
“Hoe voel je – je vandaag?”
“Slecht.”
“Ook niet beter dan gisteren?”
“Nee.”
Niets van wat hij nu zei, verschilde met de vorige sessie en niets zou ook gaan verschillen.
“Voel je iets van schuld?”
Hij verstarde, maar bleef strak uit het raam staren. Dit klopte niet, dit was niet een vraag die ze eerder gesteld had. Hij zag dat ze wat uit haar tas pakte en vanuit zijn ooghoeken volgde hij haar bewegingen. Ze toonde hem een foto en hij keek er naar. Nog iets dat afweek van het oorspronkelijke patroon waarin hij haar vooral negeerde, dacht aan Jonathan en voor zich uit staarde. Er trok een nerveus gevoel door zijn ledematen en hij wendde zijn blik af van de foto.
“Waarom laat je me deze foto zien?” vroeg hij kwaad.
Kwaad was een van de weinige manieren voor hem om zichzelf enigszins bijeen te houden tegenover anderen.
“Omdat het iets met je doet en het aansluit op de vraag. Voel je iets van schuld?” herhaalde ze en hij schudde verwoed zijn hoofd.
Toch oogde hij onzeker en dat was hij ook.
“Volgens mij voel je dat wel, Jonas, maar dat maakt niets uit. Ik ben hier om je te helpen.”
Iets in hem brak gewoonweg en hij sprong op.
“Nee! Ik kan geen schuld voelen, dat moet niet. Hij was degene die zelfmoord heeft gepleegd, niet ik. De schuld ligt bij hem.”
Hij haalde beverig adem en keek haar met een licht wanhopige blik aan. Emoties raasden door zijn lichaam terwijl hij het gevoel had alsof hem zijn zelfbeheersing ontglipte. Tranen kwamen op in zijn ogen en hij zakte weer neer op de stoel.
“Rustig maar, Jonas.”
“Praat niet zo tegen me! Doe niet alsof het goed gaat komen, want dat komt het niet! Jonathan is verdwenen en dat is mijn schuld.”
Snikken rolden over zijn lippen en hij stopte zijn handen tegen zijn oren. Alsof hij zo de stemmen in zijn hoofd buiten kon sluiten. Stemmen die hem allerlei verschillende dingen zeiden. Schuld, haat, verdriet, wanhoop, leegte, alles. Echt alles raasde door zijn hoofd en allen vochten ze om de overhand te hebben. Over heel zijn lichaam beefde hij, maar hij kon niet en de handen op zijn oren houden en zijn lichaam bijeen houden. Hij koos voor zijn lichaam bijeen houden.
“Laat het stoppen,” fluisterde hij zacht en voelde zich gebroken, alweer.
De tranen stroomden over zijn wangen en hij probeerde zijn ademhaling onder controle te houden, maar niets lukte nog en hij voelde zich daardoor zwaar machteloos.
“Als je nu eventjes naar me luistert, dan zal ik ervoor zorgen dat alles stopt,” zei mevrouw Jones, maar het drong niet tot hem door.
“Wat? Wat kunt u dan doen? Helemaal niets! Jonathan heeft me achtergelaten met allerlei vragen die helemaal nooit beantwoord zullen worden. Hij heeft me achtergelaten, we waren zeven maanden bij elkaar. Zeven maanden vol leugens en vol onwaargemaakte beloftes. Ik dacht dat we gelukkig waren samen, maar nu kan ik nooit meer ergens zeker van zijn. Nergens heb ik meer de controle over en niets gaat meer zoals ik wil dat het gaat. Ik verlies me.”
Ze stond op om naar hem toe te lopen, maar hij sprong op van de stoel en begon te schreeuwen.
“Ga weg! Laat me alleen, blijf met je handen van me af.”
Ze deinsde achteruit, geschrokken door de heftige reactie van de jongen, maar ze bleef wel op een afstand van hem. Hij hoorde voetstappen naar de kamer komen, maar zijn ogen waren stijf dichtgeknepen nadat mevrouw Jones afstand had gehouden en hij zich op zijn knieën had laten zakken, schreeuwend. Hij herkende de omhelzing die hij kreeg, het was zijn moeder die hem stevig tegen haar aantrok. Zo raapte ze hem elke keer weer een beetje bij elkaar en dit was wat hij nodig had, maar alsnog hielp het niet. Hij was gestopt met schreeuwen.
“Ik trek het niet meer mam,” fluisterde hij met schorre stem van het schreeuwen, “ik ben mezelf verloren toen Jonathan dood ging.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen