Foto bij proloog

ik loop weg uit dit vervloekte oord dacht ik maar waar beland ik toch nouw

ik heb nooit begrepen waarom mijn ouders me niet wouden hebben. Wie laat zijn kind nauw weg rotten in zon godvergeten plek als dit weeshuis. Terwijl ik dit weer eens dacht liep ik op mijn blote voeten door mijn kamer te ijsberen. Ik had geluk dat ik op dit moment geen kamergenoten had anders had ik al lang scheldwoorden en kussens tegen me aan gehad en een boze blik die me vertelde dat ik s, avonds niet moest gaan lopen. Mijn vroegere kamergenoot was geadopteerd door een gezin. Mij kozen ze nooit. Ik was te onhandig zei Megan, het hoofd van het weeshuis altijd. De ijskoude temperatuur in de kamer was waarschijnlijk even koud buiten. Het had gesneeuwd en ik zag de vorst tegen de ruiten aan kleven. Terwijl ik naar buiten keek voelde ik de drang om naar buiten te gaan de witte natuur in. Ik ging tegen alles wat eigenlijk slim zou zijn in en volgde mijn gevoel. Ik zou echt erg dom zijn geweest als ik er aan had gedacht om voldoende voorzorgsmaatregelen te treffen. Ik had snel een oude mantel gemaakt van bont over mijn schouders getrokken en in een kleine buidel een hompje brood, lucifers en een bidon met water uit de keuken gejat. Er lag genoeg ze konden het wel missen. Niet dat we altijd veel te eten kreeg. We kregen nauwelijks wat. Ik was ook zo slim geweest om soort schoenen aan te trekken. Ik sloop de trap af. Elke tree kraakte licht. Het verbaasde me dat nog niemand me opgemerkt had. Toen ik de trap af was liep ik op mijn tenen de deur uit de wind klapte in mijn gezicht zodra de deur open was. de sneeuwvlokken bleven in mijn haar zitten en de rest bleef op mijn kleren zitten of smolten weg op mijn wangen. Ik deed de deur zacht achter me dicht en keek mijn ogen uit. Ik had hiervoor nog nooit de kans en het lef gehad echt naar buiten te gaan buiten het weeshuis. Ik rende ervandaan achter de eerste boom bleef ik staan. Als nu iemand per ongeluk naar buiten zou kijken was het gedaan met de vrijheid dacht ik. Ik ging verzitten zodat je me niet meer kon zien vanuit het weeshuis. Niemand was zo dom om in de winter proberen weg te komen maar ik had het al die tijd al zo geplant. Niemand zou ook maar iets in de gaten hebben totdat ik al lang kilometers ver weg was. De kou zou ondragelijk zijn geweest zonder warme mantel. Ik liep verder af en toe verdwijnend achter een boom. Mijn schoenen werden snel nat door de sneeuw. Dat was het enige riskante aan mijn tocht. Ik had alles al uitgestippeld maar dit kon ik niet behoeden. Ik besloot maar gewoon zo ver mogelijk door te lopen zodat ik in ieder geval niet in een sneeuwstorm zou kunnen belanden of in het geval dat ze me s, avonds zouden gaan controleren en doorhadden dat ik er niet meer was. Ik liep stevig door. Af en toe struikelde ik bijna over een dor takje of een boomwortel die onder de bergen sneeuw verstopt lagen.Na een tijdje door de hoge sneeuw te hebben geploeterd zag ik dat ik ondertussen bij een bosrand was aangekomen. Opeens zag ik iets bewegen in mijn ooghoek het was niet een of ander takje dat door speling van de wind heen en weer was geschud waardoor sneeuw er af viel, nee het was iets wat onnatuurlijk leek. een kleine lichtflits zou ik het mee hebben beschreven. maar sodra ik mijn hoofd er naar toe draaide was het weg.. Ik liep naar die richting waar ik dacht wat gezien te hebben. Ik was te nieuwsgierig om het links van me te laten liggen. Toen ik niks zag tuurde ik nog om me heen ik zag niks ongewoons. Alleen maar wit en zwarte bomen. Toen ik net me weer wou omdraaien zag ik weer in mijn ooghoek iets rechts achter me bewegen. Ik draaide meteen terug. Weer die vage paarse gloed zag ik voor maar een paar seconden in mijn ooghoeken. Ik probeerde het nog eens. Ik liep een stukje die kan op en keek weer om me heen. Weer niks. Ik draaide me weer om en weer zag ik diezelfde gloed. Ik dacht bij mezelf dit kan geen toeval meer zijn geen domme fantasie. Drie keer is scheepsrecht. Dit was echt. Ik liep in de oostelijke richting naar op de gloed die ik gezien had. Dit keer zag ik het recht voor me het was er nooit langer dan nodig was. Het was er te kort om te zien wat het was maar lang genoeg om te weten dat je misschien wel wat gezien had. Ik volgde de gloed ik moest weten waar dat goed voor was. De tijd vervloog terwijl ik al die tijd het onbekende volgde ik had volgens mij al uren gelopen.de gloed bracht me steeds verder het bos binnen. De kou hielt me niet tegen ik voelde al bijna geen pijn meer de kou had al mijn gevoel uit mijn lijf gezogen. Ik liep alleen nog maar. Het was alsmaar donkerder geworden en ik had honger en overal pijn ik besloot dat ik straks echt wel wat moest rusten. Toen ik dacht dat er een geen eind meer aan zou komen kwam ik opeens op een open plek. Ik kon mijn ogen niet geloven waar in hemelsnaam was ik? Ik kon niet goed meer zien wat er op de open plek bevond. Ik zag ook nergens meer de gloed. Ik kon mijn ogen niet meer goed open houden. Ik zakte tegen de dichtbij zijnde boom aan ik was te vermoeid om te zien dat het bij grote huis dat op de open plek stond een deur werd open gedaan en er een gedaante langzaam naar me toe kwam gelopen. De slaap had me al te pakken.

Toen ik wakker werd lag ik heerlijk ik opende niet meteen me ogen open maar doezelde nog lekker verder. Ik denk dat ik nog geen vijf minuten lag toen ik stemmen hoorden. Ik gluurde door mijn wimpers heen en zag een al wat oudere vrouw midden in een huisje staan. Ze droeg een donkere jurk en ze had haar grijs zwarte haren in een staartje gebonden dat nu zacht heen en weer bungelde door de lichte wind dat door het vertrek waaide. tegenover haar stond een klein meisje. Het meisje zag er uit alsof ze uit een sprookjes boek kwam. Ze had blond haren grote zwarte wimpers en heldere groene ogen. Ze was erg schattig en de droeg een soort bruinachtige jurk die om haar lichaam leek te zijn gewikkeld. Ik verbaasde me over de plek waar ik me bevond het was een hutje. Hoe kwam ik in hemelsnaam hier? Ik had geen tijd om verder na te denken want ik ving het gesprek op tussen deze merkwaardige twee. “het was nooit mijn bedoeling om haar zo ver mee te lokken” fluisterde het meisje zacht. De oudere vrouw keek haar minachtend aan. “denk je dat ik voor elke verstekeling plaats heb, Mirella?” snauwde ze haar toe. Het kleine meisje deinsde een beetje achteruit. Maar zo te zien had ze haar moed weer verzamelt want ze liep weer dichter op haar af.” Denkt u echt dat het een nieuwe verstekeling is mevrouw”? de oudere vrouw knikte.” En zo te zien niet de eerste de beste”. Het kleine meisje slaakte een kleine oooh… . “bedoelt u dat….”. “inderdaad mijn kind, dit is zo te zien een echte lauryll”. Opeens duizelde de kamer licht. En opeens stond de vrouw voor me.” Is mijn uitleg voldoende voor je of moet ik het herhalen”? ik deed mijn ogen wijd open. Hoe kon ze weten dat ik meeluisterde. “Je vraagt je zeker af hoe ik dat weet”? vroeg de vrouw zacht aan mij. Ik knikte. Ze liep van me af terwijl ze “ik ben al zo oud, en voor mij is alles in het leven geen verassing meer ik heb te veel meegemaakt om niet te weten wat voor mensen er bij me bevinden” hardop zei.ik wist niet of het nauw de bedoeling was dat ik haar moest volgen of dat ik hier moest blijven liggen. Ik bedacht me opeens dat ik nog steeds op me rug lag en ging meteen recht op zitten. Nu pas zag ik dat ik in een bed had gelegen dat uit houtsnippertjes bestond de oude vrouw draaide zich om ´volg me´. En ze verdween de hoek om. ik keek richting de plek waar het meisje zojuist gestaan had maar die was al lang met de noorderzon verdwenen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen