~Chapter 5.1~
Maar hey, bekijk het van de positieve kant: ik doe het omdat ik van jullie hou.
xxx
‘’You just wait, little girl. The Lord will approve of this information.’’
Louise Malfoy opende met grote moeite haar grijsblauwe ogen en keek de duistere en koude ruimte rond. Ze kon niet achterhalen waar ze was, of wat er gebeurd was, ze merkte enkel op dat haar polsen en enkels met kettingen aan elkaar vast zaten. Op een zeer ongemakkelijke en pijnlijke manier wist ze overeind te gaan zitten, en kwam er zo achter dat haar lichaam onder de brandende schrammen en blauwe plekken zat.
Ze ademde diep de koude en muffe lucht in. Waar was ze, en waarom was het hier zo stil? Waarom zat ze vast met deze kettingen? Verschillende vragen spookten door haar hoofd en het ergerde haar dat ze op geen van allen een antwoord wist. Er moest toch iets zijn, een herinnering, al was het maar één klein dingetje, dat naar boven zou komen?
Maar nee hoor, niks. Louise legde voorzichtig haar hoofd achterover tegen de ijskoude stenen en sloot haar ogen. Ze gaapte en voelde haar lichaam slapper worden terwijl ze langzaam in slaap zakte.
‘Nee, alstublieft, laat haar toch…’ smeekte een vrouwenstem snikkend. Een rode flits zorgde ervoor dat de vrouw, Narcissa, haar mond abrupt hield, op de hartstochtelijke snikken na. Ze zat op haar knieën voor de Dark Lord, achter haar stonden Lucius, Draco, Professor Snape en Bellatrix. Heel ver achteraan, bijna tegen de muur aan, stonden de andere Death Eaters die het gevecht in Hogwarts hadden bijgewoond.
Louise stond in een hoekje, uit het zicht, ook al wist ze dat ieders aandacht op haar gericht was.
‘Stop met je achterlijke gejank!’ riep de Lord woest uit, waardoor moeder in elkaar kromp van angst. ‘Ze heeft precies gedaan wat voorspeld was, en nu zal ze ervoor moeten boeten! Je wist dat dit zou gebeuren, dus gedraag je als een trouwe volgeling en lever haar over aan mij.’
‘Nee, My Lord, alstublieft, alstublieft…’
Moeder sloeg haar handen in elkaar en bleef smekend op haar knieën zitten. Louise keek verachtelijk naar vader, die zonder enige aankondiging terug was uit Azkaban. Hij zag er slechter uit dan ooit te voren. De knappe, aantrekkelijke man die ze tot het vijfde schooljaar stiekem aanbeden had, zag er nu uit als een zwerver die van de straat geplukt was. En, wat haar nog kwader maakte, was dat hij daar nu alleen maar stond, als een doodsbange puppy, terwijl haar moeder het voor haar opnam.
Maar eigenlijk maakte het geen verschil. Ze wist dat dit een verloren zaak was.
Er klonk een harde klap en Narcissa hield haar beide handen tegen haar wang gedrukt, tranen in haar ogen.
‘Dit is de laatste keer dat ik het zeg, anders krijg je een plek naast je dochter in de kerkers,’ snauwde de Dark Lord gevaarlijk.
‘My Lord…’ stotterde moeder, en met een knikje van haar hoofd stond ze op en liep achteruit naar haar man en zoon, terwijl haar ogen gericht waren op haar enige dochter.
‘Louise…. Malfoy.’
De stem van de Dark Lord klonk dreigend en gevaarlijk terwijl hij met langzame passen op Louise afliep, de schaduw in, haar eigen veilige schaduw in haar veilige hoekje van de onveilige kamer. Maar in tegenstelling tot haar familie was ze niet bang. Absoluut niet. Ze keek de Lord recht in zijn bloedrode slangenogen en haar mond vertrok in een grijns. In plaats van verbaasd te zijn, grijnsde de Lord net zo gemeen naar haar terug.
‘Vindt jij dit grappig?’ vroeg hij zachtjes. Ze haalde nonchalant haar schouders op.
‘Je denkt dat je mij aankan,’ siste ze zacht, haar ogen priemden recht in die van haar Lord. ‘Maar jij bent niks vergeleken met mij. Jouw krachten zijn niks vergeleken met de mijne.’
Ze hield haar hoofd schuin en zag zijn gezichtsuitdrukking van spottend naar woedend veranderen. Hij leunde voorover, zo dichtbij dat Louise zijn smerige, stinkende en dode adem kon ruiken, en fluisterde; ‘Jij gaat eraan, meisje.’
Louise’s ogen schoten plots open toen de droom ervoor zorgde dat ze zich alles weer herinnerde. Haar hele lichaam verstarde en de ring om haar vinger verwarmde haar onderkoelde lichaam met woede en haat. Ze zou de Lord naar beneden halen, hem vermoorden als het kon, alles om haar wraak te nemen voor wat hij haar familie aan had gedaan en nog aan zou gaan doen.
Een nieuwe grijns vormde om haar lippen en ze ging rechtop zitten. Een paar ribben kraakten en ze voelde enkele pijnscheuten, maar het kon haar niet minder boeien. Ze zou hier wel uit komen, hoe dan ook. En dan zou ze de Lord vermoorden.
De deur van de kerker ging met een luid gekraak open, maar Louise hield haar hoofd naar beneden en haar ogen gesloten. Voetstappen kwamen steeds dichterbij, tot ze recht voor haar stil stonden. Er klonk een diepe, geërgerde zucht en Louise opende haar ogen en keek op naar de persoon voor haar. Een paar seconden was het te donker om de persoon uit de duisternis te kunnen onderscheiden, maar langzaam maar zeker begonnen haar ogen aan het duister te wennen en ontdekte ze het postuur van haar tante.
‘Ah, tante Bella, wat een aangename verrassing jou hier tegen te komen. Kom je hier vaker?’ vroeg Louise sarcastisch. Ze was uitgeput, uitgehongerd, ze hadden haar hier nu al minstens een week opgesloten zonder voedsel, maar toch vond ze de kracht om een en al haat uit te stralen.
‘Sla niet zo’n toon aan tegen je tante. Jij weet dondersgoed dat ik geen andere keuze heb dan precies te doen wat de Dark Lord zegt.’
Een brede grijns kroop haar gezicht op en ze zette trots haar handen in haar zijden.
‘Hij wordt steeds sterker, Louise. Binnenkort is Potter dood en heeft hij iedereen aan zijn kant staan…’
Louise rolde met haar ogen. ‘Om eerlijk te zijn kan dat me vrij weinig schelen. Voor mij part vermoord hij iedereen die hem tegenspreekt, zo lang hij mijn familie maar met rust laat.’
Een stemmetje in haar hoofd fluisterde de naam van haar vriend, steeds overnieuw… Blaise… Blaise… Hij moet Blaise met rust laten… Louise’s blik dwaalde af en een frons vormde zich op haar voorhoofd. Bellatrix’ gezicht verstarde voor een moment, waarna ze nog breder grijnsde en nieuwsgierig een wenkbrauw optrok.
‘Zabini, hè? Is dat je vriendje? Hij is een Pureblood, dat is zeker… Maar zijn moeder heeft niet zo’n goede reputatie.’
Louise keek haar tante kwaad aan. ‘Hou je mond,’ snauwde ze, waardoor Bella haar hoofd een beetje schuin hield, alsof ze haar nichtje bestudeerde. Uiteindelijk begon ze te schaterlachen.
‘Jij hebt geen idee waar ik het over heb, of wel? Je weet het niet, je weet het niet!’
Er kwam een angstaanjagende, krankzinnige uitdrukking op Bellatrix’ gezicht en haar gelach werd harder en harder. Uiteindelijk ging ze zelfs zo ver dat ze een rondje draaide en met haar jurk heen en weer zwiepte.
‘Bella, kappen nou!’ schreeuwde Louise geïrriteerd uit. Nee, ze had geen enkel idee waar haar tante het over had, maar waar ze nu mee bezig was, was ook belachelijk.
‘Wacht maar, meisje. De Lord zal deze informatie zeer op prijs stellen.’
Bellatrix had Louise verward en vermoeid achtergelaten in de ijskoude en duister kerker. Waar dit alles over ging, wist ze niet. Wat de Dark Lord met deze informatie moest, wist ze ook niet. Maar de energie die de ring haar daarstraks had gegeven begon op te raken en ze had de grootste moeite met het open houden van haar ogen. Er zou nu toch niemand meer komen… Tante Bella was al op z’n minst een uur weg.. Als het echt zo dringend was, hadden ze al lang iemand naar haar toe gestuurd… Het was vast geen probleem als ze even een uurtje sliep… een paar uurtjes maar…
Louise stootte haar hoofd hard en pijnlijk tegen de stenen wand toen ze wakker schrok van een hoop stemmen. Slaperig opende ze haar ogen en keek afwachtend naar de tralies. Een heleboel schaduwen kwamen dichterbij, tot de deur plots opende en de personen die bij de schaduwen hoorden naar binnen vielen. Er klonk gevloek, gestommel en gegrom.
‘Godverdomd joch! Had gewoon meegewerkt, dan waren geen van die blauwe plekken nodig geweest!’ gromde één van de Death Eaters, een stem die Louise herkende als die van Amycus Carrow.
Joch? Over wie hadden ze het? Zou het iemand kunnen zijn die ze kende? Misschien hadden ze Potter al te pakken, en zou dit alles gauw over zijn…
Uit het niets klonk er een tweede stem, een stem die Louise heel erg bekend voorkwam.
‘Laat me gewoon los, klootzak! Jullie zouden me naar Louise brengen, wat doe ik hier in Salasar’s naam?!’
Er klonk een harde klap en het gedaante dat net had geprobeerd op te staan lag nu weer languit op de stenen vloer. Het was Blaise. De Death Eaters hadden haar vriend meegenomen.
Reageer (5)
super snel verder! Xx
1 decennium geledenIk houd ook van jou.. lees het sarcasme
1 decennium geleden... Holy... o.o
1 decennium geledenSnel verder! <33333
O-o zal ik het nog volhouden tot het einde met je gemartel
1 decennium geledenmooi
snel verder!!
1 decennium geleden