Haar ogen waren vol liefde en angst. ‘Ik wil niet dat je gaat,’
fluisterde ze.
‘Ik zou willen dat het niet hoefde. Kom.’ Ik leidde haar weg
van het feest, wetend dat mijn vader ervoor zou zorgen dat het
werd beëindigd. Samen gingen we de wenteltrap naar mijn
slaapkamer op. Naar ónze slaapkamer.
Voor het venster hingen zware zwarte gordijnen. Overdag,
wanneer ik sliep, beschermden ze me tegen het licht. Het bed
was groot en gerieflijk en werd door eveneens donkere gordijnen
omsloten. De deur kon vanbinnen vergrendeld worden.
Ik sloot hem, maar liet het vergrendelen achterwege. Vervolgens
liep ik naar het raam en rukte de gordijnen open. ‘Mijn
bruid zal van de zon genieten zolang ze kan.’
‘Doe ze dicht!’ Ze wierp zich in mijn armen. ‘Mijn besluit
staat vast. Ik wil net als jij worden en voorgoed bij je blijven.
Maar ga alsjeblieft niet weg. Trek niet ten strijde, mijn lief.’
Ik wiegde haar in mijn armen en kuste haar haar en gezicht.
‘Maak je om mij geen zorgen, mijn lieve Beta. Ik ben onsterfelijk.’
‘Maar je kunt tóch sterven. Dat heb je zelf gezegd! Door de
zon, of aan je verwondingen. Stel dat je door een zwaard of pijl
wordt doorboord?’
‘Ik beloof je dat ik niet zal sterven. Ik zal bij je terugkomen.
En als je het dan nog steeds wilt, zal ik de kracht die ik bezit met
je delen. De kracht van onsterfelijkheid.
‘Doe het nu.’
Hoofdschuddend streek ik haar haar uit haar betraande gezicht.
‘Ik moet bij je zijn om je uit te leggen wat er met je gebeurt en je te helpen de ervaring te begrijpen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen