‘Zodra ik haar zag, wist ik dat ze de ware was,’ zei ik – voor
mijn doen tamelijk sentimenteel. ‘Ik kon niet wachten. Zelfs
niet op u.’
‘Dat had ik ook niet gewild. Je hebt een bijzondere schat gevonden,
mijn zoon. Hoefde ik je feest maar niet te bederven met
mijn vreselijke nieuws.’
Ik fronste. ‘U hebt een geheime reis gemaakt. En soldaten
meegenomen.’ Ik knikte naar de mannen bij de deuren. ‘Ze zien
er niet uit alsof ze zin hebben om te feesten.’
De koning hield een bediende aan die juist voorbijkwam.
‘Zeg tegen mijn manschappen dat ze kunnen eten. Maar
ze mogen geen alcohol drinken en moeten alert blijven,’ beval
hij.
Zijn woorden verontrustten me. ‘Wat is er aan de hand, mijn
koning?’
‘Ik ben afgereisd om geruchten over vijandelijke troepen aan
de noordelijke grens na te trekken. Ik wilde je niet ongerust maken
– voor het geval het inderdaad maar geruchten waren –
maar het blijkt waar te zijn. We worden aangevallen, mijn zoon.
We zijn… in oorlog. We moeten de vijandelijke troepen terugdringen
voordat ze de rivier oversteken. We hebben alle mannen
nodig, mijn zoon. Anders zal het koninkrijk vallen.’
Ik was deze man enorm veel verschuldigd. Zelfs mijn leven.
Als hij me niet in het kasteel had opgenomen als zijn eigen zoon,
zou ik mijn prachtige bruid nooit hebben gevonden. Ik kon
hem niet weigeren. Bovendien wist ik iets wat hij niet wist: dat ik
zijn sterkste krijger was.
Ik wendde me tot Elisabeta en keek op haar neer.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen