Als we willen, trouwen we. Ik ben de prins; ik doe wat ik wil. En
jij hebt geen familie meer die bezwaar kan maken.’
Ze keek me aan, en haar waterige glimlachje bezorgde me een
brok in mijn keel. ‘Ik hou van je, print‚ meu. Wat ik ook besluit, ik
wil de rest van mijn leven met je doorbrengen. Dus ja, ik trouw
met je.’
Ik omhelsde haar, tilde haar op en zwierde haar in het rond.
Behoedzaam zette ik haar daarna weer neer, terwijl we elkaar
kusten, elkaar met onze lippen beminden.
Die nacht was de gelukkigste uit mijn leven. Tot op deze dag.
Samen haastten we ons terug naar het dorp, beneden het
hooggelegen kasteel. Bij het huis van de priester klopten we aan.
We haalden hem uit zijn slaap, en vanuit zijn deuropening keek
hij ons verwonderd aan.
‘Wat heeft dit te betekenen?’ Toen hij me herkende, sperde hij
zijn ogen open. ‘Hoogheid! Ze zeiden dat u dood was!’
‘De kasteelbedienden zijn onnozele kletsers, ben ik bang. Ze
hadden me opgebaard in de kapel van mijn vader. In afwachting
van uw bezoek.’ Veelbetekenend trok ik mijn wenkbrauwen op.
‘Jazeker, mijn heer. Maar ik dacht dat het beter was om tot de
ochtend te wachten.’
Dus de geruchten over mij hadden zelfs de priester angst ingeboezemd.
Ik had woedend moeten zijn, maar was te gelukkig
om me aan zijn domheid te storen. ‘Door een klap op mijn
hoofd ben ik enkele uren buiten westen geweest. Inmiddels ben
ik weer in orde, zoals u ziet.’
‘Ja, ja. Komt u binnen. Binnen brandt het haardvuur, en als u
wilt, heb ik wijn en brood.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen