36
Mijn hemel,
vrouw, je familie is gestorven aan de pest.’
‘Maar ik niet. En dat was weken geleden. Ik ben niet ziek. Ik
lijd tenminste niet aan de pest.’
Ik zuchtte en klemde mijn armen steviger om haar heen. ‘Ik
geloof niet dat ik je los kan laten, Beta.’
‘Geef me een paar dagen, mijn lief. Om aan het idee te wennen.
Om het te bevatten en te accepteren. Alsjeblieft?’
Lange tijd keek ik haar aan, en ik zag de oprechtheid in haar
ogen. Uiteindelijk antwoordde ik: ‘Ja. Ik geef je de tijd waar je
om vraagt. In ruil daarvoor wil ik iets van jou.’
‘Wat je maar wilt,’ fluisterde ze. Blozend voegde ze eraan toe:
‘Al heb ik je mijn waardevolste bezit al gegeven.’
‘Wat je me hebt gegeven, is onbetaalbaar. Wat ik vraag, is nog
kostbaarder. Geef me je hand, Elisabeta. Word mijn bruid.
Trouw met me. Vannacht.’
‘Met je trouwen? V-Vannacht?’ Haar donkere ogen waren
groot geworden van verbazing en ongeloof. ‘Hoe kun je met me
willen trouwen? Je kent me pas een paar uur.’
‘Denk na, Beta. Als we elkaar niet hadden ontmoet, hadden
we vanavond allebei niet meer geleefd. Voordat ik jou vond, wilde
ik niet meer leven. En jij wilde er een eind aan maken, daar op
dat klif. Is het dan zo moeilijk om te geloven dat we voor elkaar
bestemd zijn?’
‘Geloof je dat echt?’
‘Het is zo,’ stelde ik.
Het was waar. Dat geloofde ik. Dat geloof ik nog steeds.
‘We hoeven aan niemand verantwoording af te leggen, Beta.
Er zijn nog geen reacties.