Ik kan de zon nooit meer zien. Die zou me verbranden.’
‘Dus… U kunt toch sterven?’
‘Alles en iedereen kan sterven. Volgens mij gebeurt dat op
den duur ook altijd. Ik kan sterven door het zonlicht of door
vuur. Voor iemand als ik is elke brandende vlam gevaarlijk. Aan
de kleinste wond kan ik al doodbloeden. En voor mij is pijn…
een ondraaglijke kwelling.’
‘Ik begrijp het.’
‘Maar het allerergst is de eenzaamheid. Als je zo lang leeft als
ik, Elisabeta, sterft alles en iedereen om je heen. Koninkrijken
komen en gaan. Beschavingen gaan verloren. En al die tijd leef jij
door.’
‘Op zoek,’ fluisterde ze, ‘naar iemand om je leven mee te delen.’
‘Ja. Zo is het precies.’
‘Hoe oud bent u?’ vroeg ze zacht.
Ik boog mijn hoofd. ‘Ik leef al meer dan vierduizend jaar.’
Ze knipperde met haar ogen en knikte toen. ‘En hoe zit het
met… met die geruchten over u? Moet u maagdenbloed drinken
om te overleven?’
Met een flauwe glimlach keek ik haar aan. ‘Het bloed van een
levend wezen. Of het nu van een maagd is of van een schaap. En
ik hoef niemand te doden om mezelf te voeden, mijn Beta. Gisteren
heb ik jouw bloed geproefd. Een paar druppels, maar toch.
En je leeft nog.’
Ze sloeg haar ogen neer. ‘Het was een gevoel… dat ik nooit
eerder…’
‘Ik weet het. Ik heb het ook gevoeld,’ zei ik, haar gouden lokken strelend.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen