28
Zachtjes hapte ze naar adem. Dat was haar enige reactie.
‘Na afloop sliep ik zo diep, dat ik bijna dood leek. Ik geloofde
ook dat ik dood was, want ik had nooit eerder zo diep geslapen.
Toen ik wakker werd, was ik… veranderd.’
Haar gezicht zag bleek in de duisternis. Ze scheen bang, maar
ook nieuwsgierig naar de rest van mijn verhaal. ‘Veranderd?
Hoe? Voelde u zich anders? Zag u er anders uit?’
Ik knikte. ‘Mijn zintuigen waren zo verscherpt dat het in het
begin bijna ondraaglijk was. Ik voelde alles wel honderd keer zo
sterk als tevoren. Nog steeds wordt dat elk jaar erger. Of het nu
om pijn gaat of om genot.’
‘O.’ Ze wendde haar blik af.
‘Mijn gehoor was scherp. Ik kon even ver zien als een adelaar.
Mijn zwakte van voorheen had plaatsgemaakt voor een kracht
die voor mensen niet weggelegd is. Ik kan sneller rennen dan
een mensenoog kan waarnemen. Als ik wil, sta ik met één
sprong boven in deze boomtop. Ik kan de gedachten lezen van
mensen en andere sterfelijke wezens en hun via gedachten toespreken.
En nog zoveel meer, Beta. Zoveel meer. Ik ben onsterfelijk.
Ik blijf eeuwig jong en sterk.’
Ze knikte langzaam. Daarna draaide ze zich om en liep weg.
Ze ging in het gras zitten, tussen de bloemen.
Ik ging naast haar zitten.
‘U beschrijft het als iets geweldigs.’
‘Dat is het ook. Tenminste… Dat kan het zijn.’
‘Waarom wilde u dan toch sterven?’
Doordringend keek ik haar aan. ‘Je bent te scherpzinnig
voor me. Maar je hebt gelijk. Dit leven heeft ook… nadelen.
Er zijn nog geen reacties.