27
‘Vanwege wat ze in mijn toekomst heeft gezien. Ze voorspelde
me dat ik op deze plek mijn ware liefde zou vinden. Daarom
ben ik gebleven. Totdat ik jou gisteren op dat klif zag, had ik alle
hoop opgegeven.’
Haar gezicht werd volkomen uitdrukkingsloos. ‘Bedoelt u…
dat u gelooft dat ik dat ben?’
‘Ik laat het aan jou over om dat te bepalen,’ zei ik. ‘Nadat je
mijn verhaal hebt gehoord.’
Met mijn gedachten beval ik Soare stil te staan. Nadat ik zelf
was afgestegen, hielp ik Elisabeta van het paard.
We stonden op een klein open veld vol wilde bloemen. Aan
drie zijden werd het geflankeerd door bomen, aan de vierde zijde
door een rivier. Dicht bij ons knabbelde een ree zonder vrees
aan rode klaverbloemen.
‘Ik was ziek en verzwakt – net als jij nu – en werd steeds zwakker.
Dertig was ik toen. Op een nacht werd ik uit bed gehaald
door een man die zo sterk was al tien mannen bij elkaar. Hij nam
me mee naar zijn vervallen kasteel. Daar maakte hij… veranderde
hij me in wat hij ook was.’
Ze keek naar me op. Haar handen rustten nog altijd op mijn
schouders. ‘Hoe?’
‘Ik wil je niet bang maken met –’
‘Hoe?’ herhaalde ze.
Ja. Ze moest het weten.
‘Hij beet me hier in mijn hals.’ Ik raakte haar hals aan. ‘Zoals
je weet, deed het geen pijn. Maar hij proefde niet alleen vol begeerte
van me, zoals ik gisteren bij jou deed. Hij zoog me bijna
leeg. Daarna liet hij me van zijn bloed drinken. En dat deed ik.’
Er zijn nog geen reacties.