‘Gisteren was je niet bang voor de dood, Elisabeta. Wat is er
veranderd?’
‘U hebt me hoop gegeven. Valse hoop.’ Met een ruk draaide
ze zich om om de kapel uit te rennen.
Inmiddels was ik weer de oude. Mijn verwondingen van de
dag daarvoor waren genezen. Nachtelijke kracht stroomde
door mijn aderen. Sneller dan het licht stormde ik haar achterna. Voor haar moet het hebben geleken alsof ik uit het niets voor
haar stond om haar vlucht te verhinderen. Ze probeerde nog af
te remmen, maar viel tegen mijn borst. Ik greep haar schouders
en hield haar stevig vast.
Ze trachtte zich los te rukken. ‘Laat me los!’
‘Het was geen valse hoop. Ik kan je redden.’ Ik schudde haar
door elkaar. ‘Hoor je me? Ik kan je genezen!’
Ze hield op met tegenstribbelen en keek met grote ogen naar
me op. Eindelijk leken mijn woorden tot haar door te dringen. Ze oogde bleek en angstig, alsof ze elk moment kon flauwvallen
van de spanning. Onderzoekend staarde ze me aan. ‘Hoe dan?’
fluisterde ze.
‘Ben je eindelijk bereid te luisteren?’
Ze knipperde met haar ogen en knikte. ‘Ik luister. Als u me
echt had willen doden, had u dat gisteren al kunnen doen.’
‘Inderdaad. Maar ik zou de wereld niet willen beroven van
zoiets kostbaars.’ Ik keek de kapel rond. ‘Weet iemand dat je hier
bent?’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen