Ze knikte. ‘Ik verdroeg mijn ziekte vanwege mijn familie. De
zwakte, de duizeligheid, het misselijke gevoel. Nu mijn familie
dood is, zie ik niet in waarom ik moet blijven lijden, om ten slotte
toch te sterven. Maar als ik kan genezen… En bij u kan zijn…’
Ze knikte beslist. ‘…dan zou ik die genezing niet weigeren.’
‘Misschien toch wel. We zullen zien. Later, Beta. Als je niet
wilt genezen, moet je de rest van je aardse leven bij me blijven.
Wil je het wel, dan zul je onsterfelijk worden en zal het voor eeuwig
zijn.’
Ze keek naar me op, haar blik vol ongeloof. Met een trillende
hand streek ze een lok van mijn voorhoofd. ‘Wilt u dan niet
meer dood?’
‘Als ik bij jou kan zijn, Elisabeta, is het misschien de moeite waard om te blijven leven.’
Met tranen in haar ogen streek ze met haar vingers door mijn
haren. ‘Ik ken u pas een paar uur, mijn prins. En ik heb geen idee
waarom een verheven man als u zijn leven wil delen met een
boerenmeid als ik. Maar ik beloof u dat ik bij u blijf. Mijn leven
lang. Of dat nu voorgoed is of voor een paar dagen. Mijn belofte
is onvoorwaardelijk. Ik verlang er niets voor terug. Geen geheimen,
geen genezing.’
Mijn hart zwol van trots. Belachelijk, ik weet het. Ik kende
deze jonge vrouw nauwelijks. Toch voelde ik, voor zo ver ik me
kon herinneren voor het eerst in mijn leven, een warme gloed
zich door mijn lichaam verspreiden. En die werd niet veroorzaakt
door het verse bloed van een sterveling. Misschien wel
door hoop. Of misschien zelfs door… liefde.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen