Met van verbazing opengesperde ogen keek ze me aan. ‘Hoe
weet u dat allemaal?’
‘Omdat ik aan dezelfde aandoening heb geleden, lief. Heel
lang geleden.’
‘Maar u leeft nog,’ fluisterde ze. ‘En u bent sterk. Hoe hebt u
zichzelf genezen? Vertelt u het me!’
‘Dat zal ik doen. Maar eerst moet je mij iets vertellen.’
‘Wat u maar wilt,’ beloofde ze.
Ik knikte en probeerde een prettiger houding te vinden bij
het vuur. Mijn gebroken botten deden me nog altijd pijn.
‘Wat wilt u weten, mijn prins?’
‘Niets ingewikkelds. Alleen je naam.’
Ze zuchtte. ‘Mijn naam?’
Toen ik knikte, zag ik opluchting in haar ogen. Blijkbaar had
ze een moeilijker vraag verwacht.
‘Elisabeta,’ zei ze zacht.
‘Beeldschoon. Net als jij.’
‘Mensen zeggen vaak dat ik er vreemd uitzie, maar nooit dat
ik mooi ben.’
‘Dat ben je wel, met je goudblonde haar en je donkere ogen.
Een zeldzame combinatie.’
‘Zeldzaam is vreemd.’
‘Diamanten zijn zeldzaam, Elisabeta. En die zijn niet vreemd,
maar kostbaar.’
Blozend boog ze haar hoofd. ‘Wilt u me nu vertellen wat u
van mijn aandoening weet?’
Door de ingang van de grot zag ik het ochtendgloren. De hemel
was niet langer purper, maar violet, en aan de horizon zelfs
grijs. ‘De zon komt op. Voel je hoe het daglicht aan je trekt? Hoe
het je aanzet tot rust?’
‘Ja,’ fluisterde ze. ‘Ik voel het. Ik dacht dat ik de enige was die
de dageraad voelt naderen.’
‘Dat voelt iedereen die zo is als wij. Als je genezen bent, wordt
het meer dan een drang.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen