Ik knikte. Ik had de verwoestingen gezien die de pest in de
omliggende dorpen had aangericht. De slachtoffers werden getroffen
door hoge koorts en hoestten zich de longen haast uit
het lijf. Binnen een paar dagen werden ze óf beter óf stierven ze.
De ziekte voltrok zich snel en meedogenloos.
‘Eerst is mijn moeder gestorven. Toen de anderen ziek werden den, moest ik alleen voor hen zorgen. Mijn vader. Mijn broers.
Mijn kleine zusje. Ze was pas twee.’
Haar pijn voelend, boog ik mijn hoofd. Ik voelde haar nog
beter aan dan eerst. We waren verbonden; dat wist ik nu. Die
kleine teug van haar bloed had onze verbondenheid alleen maar
versterkt.
Ze was als Een uitverkorene.
Kon ik haar vertellen wat ze was? Moest ik dat doen? God wist
dat niemand míj ooit iets had verteld. En toen ik de waarheid
eenmaal kende, had ik die vervloekt. Eeuwenlang.
‘Niemand weet wat me mankeert,’ ging het beeldschone wezen
verder. ‘Elk jaar word ik zwakker. Ik ben het zat om een jonge
vrouw in het lijf van een oud mens te zijn. Wat deze ziekte ook
is, vroeg of laat zal ik eraan sterven. Wat mij betreft liever vroeg.
Dan is het maar voorbij.’
‘Ik begrijp het.’
‘U kunt het niet begrijpen.’
Met mijn wijsvinger onder haar kin hief ik haar gezicht naar
het mijne. ‘Dat kan ik wel. Overdag word je snel moe en slaap je
veel. Pas bij zonsondergang voel je je wat energieker. Als je je per
ongeluk snijdt, bloed je hevig. En…’ Ik hoorde haar naar adem
happen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen