Ik hief mijn hand – een geluidloos teken om haar te zeggen
dat ze moest blijven waar ze was. Ze kende me. Ik was van koninklijken
bloede. Ze moest gehoorzamen.
Dat deed ze niet. In plaats daarvan helde ze naar voren en liet
zich in de diepte vallen. Het was niet echt een sprong.
Ik had geen keus. Voortgedreven door een intuïtieve wilskracht
dook ik schuin naar beneden, naar haar toe.
Langzaam viel ze, haar lichaam horizontaal en haar armen en
benen gespreid.
Als een mes sneed mijn gestrekte lichaam door de lucht. Met
mijn gedachten trachtte ik haar val te vertragen en de mijne te
versnellen. De kunst van het vliegen had ik me nooit eigen kunnen
maken, zoals sommige van mijn soortgenoten. Wel kon ik
van gedaante veranderen, maar daar had ik tijd voor nodig, en
die was er niet. Daarom koos ik ervoor – als je van een keus kunt
spreken – om haar val met mijn lichaam te breken. Als in slow
motion ging ik door de nevelflarden die haar leken tegen te houden.
Het volgende moment botste mijn lichaam tegen het hare. In
een poging de klap van onze val te breken, sloeg ik mijn armen
om haar tengere gestalte en draaide mijn rug naar de aarde.
Eén moment lang keken haar glanzende zwarte ogen ongekend
fel in de mijne. ‘Waarom?’ fluisterde ze. In dat ene woord
klonk een onbeschrijflijke pijn door.
Met de beste wil van de wereld kon ik haar geen antwoord geven.
Ik wist niet waarom.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen